Home Een politiearts met verschillende petten

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Een politiearts met verschillende petten

Een arts kan in sommige situaties verschillende petten op hebben. Dit kan leiden tot misverstanden over de taken en bevoegdheden die een arts heeft. Zo ook in deze zaak van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle van 24 juni 2016.

De klager werd als bestuurder van een auto door de politie aangehouden wegens gevaarlijk rijgedrag. De politie schakelde een politiearts in, met de vraag om de psychische gesteldheid van de klager te beoordelen en om een uitspraak te doen over de noodzaak tot ingrijpen/aanbieden van hulpverlening, gedwongen of vrijwillig.

De politiearts kwam naar het politiebureau en sprak met de klager. De politiearts heeft de bloedsuikerspiegel bepaald. Deze was verhoogd. De politiearts adviseerde de klager contact op te nemen met zijn huisarts en gaf aan de politie door dat er medisch gezien geen reden was tot acuut ingrijpen en dat de klager huiswaarts kon worden gestuurd.

De klager diende een klacht tegen de politiearts in bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle. De klacht hield in dat de politiearts de politie had geïnformeerd over de suikerziekte en de klager niet had uitgelegd wat hij zou onderzoeken en rapporteren.

Het tuchtcollege acht de klacht gegrond. Het College zoekt aansluiting bij de in 2012 herziene versie van de KNMG Handreiking beroepsgeheim en politie/justitie. Uit deze Handreiking volgt dat een forensisch arts een aantal rollen kan vervullen, zoals die van behandelaar en van medisch adviseur van politie/justitie. Het beroepsgeheim is voor elk van de rollen verschillend. In de rol van behandelaar (bij arrestantenzorg) geldt het beroepsgeheim in volle omvang, net als voor behandelend artsen. Wanneer een forensisch arts als medisch adviseur medisch onderzoek in opdracht van politie/justitie verricht, geeft hij antwoord op vooraf gestelde gerichte vragen en verstrekt hij alleen relevante informatie en doet dat zo beperkt mogelijk. De forensisch arts moet daarbij aan de betrokkene mededelen wat het doel van het onderzoek is en aan wie hij rapporteert. De betrokkene kan dan zelf de afweging maken of hij meewerkt aan het onderzoek en welke informatie hij prijs geeft.

Het advies aan de politie hield volgens het verweer van de politiearts in ‘de politie vroeg verweerder naar de suikerziekte van patiënt, waarop verweerder aangaf dat de suikerwaarde niet zorgelijk verstoord was en dat hij klager geadviseerd had hierover contact op te nemen met zijn huisarts’.

Het tuchtcollege komt, getoetst aan de Handreiking, tot het oordeel dat de politiearts met dit advies zijn beroepsgeheim – niet alleen als behandelaar maar ook als medisch adviseur – heeft geschonden. Ook al heeft de klager de politie er zelf van op de hoogte gesteld dat hij aan suikerziekte lijdt, dan nog is het niet aan de politiearts om dat te bevestigen c.q. daarbij te laten doorschemeren dat en welk onderzoek hij heeft verricht en met welke uitkomst.  De politiearts krijgt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

Deze uitspraak laat zien dat het voor beroepsbeoefenaars steeds van belang blijft om zich er van te vergewissen in welke hoedanigheid advies wordt gevraagd en gegeven en welke regels met betrekking tot het beroepsgeheim daarbij gelden. Een welgemeend en goed medisch onderbouwd advies kan in sommige situaties in strijd zijn met het beroepsgeheim en tot tuchtrechtelijke consequenties leiden.

Klik hier voor de uitspraak.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven