Home Pas op: Meineed!

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Pas op: Meineed!

Wat gebeurt er als een arts in een tuchtzaak wordt beschuldigd van meineed?

Een medisch adviseur bij het CIZ verdedigt zich in een tuchtzaak tegen een klacht van een cliënt. De arts legt op de zitting bij het tuchtcollege een verklaring af die in het proces-verbaal wordt opgenomen.

De verklaring houdt in dat de arts als medisch adviseur bij zijn advisering beschikte over een ‘afrondende schriftelijke rapportage’ van een psychiater. De klacht tegen de arts wordt tot in de hoogste instantie afgewezen.

De cliënt dient vervolgens een nieuwe klacht tegen de arts in met de stelling dat deze meineed heeft gepleegd. De meineed zou inhouden dat de arts in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij beschikte over een afgeronde verklaring van de psychiater.

Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat een arts in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg handelt, indien hij in een tuchtrechtelijke procedure opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring aflegt omtrent wetenschap die hij als arts met betrekking tot de behandeling van zijn cliënt heeft. Het Centraal Tuchtcollege onderzoekt vervolgens of de arts tijdens de zitting van het Regionaal Tuchtcollege daadwerkelijk opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring heeft afgelegd. Partijen hebben echter een verschillende lezing over de gang van zaken tijdens de zitting. De arts stelt dat hij het woord ‘afgerond’ niet heeft gebruikt, de cliënt stelt van wel.

Het Centraal Tuchtcollege kan al met al niet vaststellen wat er op de zitting van het Regionaal Tuchtcollege precies is gezegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft geen reden om aan de inhoud van het proces-verbaal meer waarde toe te kennen dan aan de verklaring van de arts, nu het proces-verbaal slechts een zakelijke weergave is van hetgeen op de zitting is verklaard. Het door de cliënt gestelde verwijt kan ook niet worden vastgesteld, zodat de klacht als ongegrond wordt afgewezen.

De les die uit deze uitspraak voortvloeit is, dat een aangeklaagde beroepsbeoefenaar bij het afleggen van een mondelinge of schriftelijke verklaring zorgvuldig te werk moet gaan om daarmee te voorkomen dat hij op een later moment wordt beschuldigd van het afleggen van een onjuiste verklaring.

Het bewijs leveren hiervan zal overigens lastig zijn, nu buiten twijfel moet zijn dat de arts opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring heeft afgelegd. 

Voor de uitspraak, klik hier.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven