Home Opdracht tot levering en plaatsing van een buitendeur; consumentenkoop, aanneming van werk of beide?

KBS

Opdracht tot levering en plaatsing van een buitendeur; consumentenkoop, aanneming van werk of beide?

In de uitspraak van het Hof Den Bosch van 9 september jl. stond de vraag centraal of de opdracht tot levering en plaatsing van een buitendeur moet worden aangemerkt als consumentenkoop, aanneming van werk of toch als een gemengde overeenkomst. Het antwoord op deze vraag bepaalt immers welke verjaringstermijn van toepassing is.

In 2007 besluit een consument opdracht te geven aan een bedrijf om een aluminium buitendeur aan te brengen in de zijgevel van zijn garage. De opdracht behelsde mede het verwijderen van een raam, het wegbikken van een aantal bakstenen, het aanbrengen van het deurkozijn in het aldus ontstane gat, het monteren van de deur en het afwerken van het geheel. De opdracht is uitgevoerd in 2007/2008. Facturering bleef uit. Het bedrijf ging vervolgens in 2011 failliet en de activa is overgenomen door Beparma B.V. In juni 2012 zond Beparma de consument een factuur tot betaling van het plaatsen van de deur. Aan deze vordering heeft Beparma, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk en dat de consument ondanks het verstrijken van de hem gegunde betalingstermijn en ondanks herhaalde aanmaning en ingebrekestelling nalatig is gebleven met de betaling van het factuurbedrag.

De consument stelde dat sprake is van een gemengde overeenkomst, waarop ingevolge artikel 7:5 lid 4 BW ook de regels van consumentenkoop van toepassing zijn. Voorts bepaalt dat lid dat ingeval van strijd de bepalingen van de consumentenkoop van toepassing zijn. Gelet daarop zou de vordering op grond van artikel 7:28 BW (verjaringstermijn van twee jaar) zijn verjaard.

Beparma stapte naar de kantonrechter, maar ving daar bot; de kantonrechter volgde het standpunt van de consument.

In hoger beroep kwam Beparma op tegen dit oordeel. Beparma voerde nogmaals aan dat de overeenkomst veel meer elementen van aanneming van werk bevat dan van koop (als de overeenkomst al elementen van koop bevat). Er is dan ook geen sprake van de levering van een roerende zaak, maar van een overeenkomst die gericht was op het uit te voeren werk. Daarom is artikel 7:5 lid 4 BW niet van toepassing, is dus ook artikel 7:28 BW niet van toepassing met als gevolg dat de vordering niet is verjaard, aldus Beparma.

Het hof oordeelt (onder meer):

De wetgever heeft hier kennelijk het oog gehad op afgrenzingsproblemen waarin de overeenkomst zowel eigenschappen van koop als van aanneming van werk vertoont. Die situatie doet zich hier voor. Zoals Beparma terecht stelt, voldoet de overeenkomst van partijen aan de omschrijving van artikel 7:750 BW, dat ziet op de overeenkomst van aanneming van werk. De onderhavige overeenkomst bevat echter ook eigenschappen van koop. Als sprake is van aanneming van werk, waarbij sprake is van de levering van een consumptiegoed is in de memorie van toelichting (TK, 2000 – 2001, 27809, nr. 3, p. 13) overwogen:

‘De richtlijn (Richtlijn 1999/44/EG) vereist in ieder geval dat indien het een consumptiegoed betreft de regels van koop van toepassing zijn. Dit betekent dat indien sprake zou zijn van aanneming van werk, toch ook de regels van consumentenkoop van toepassing zijn, en deze zo nodig de regels van aanneming van werk moeten verdringen. Dit is in het nieuw voorgestelde artikel 5 lid 4 tot uitdrukking gebracht. Zou evenwel sprake zijn van een gemengde overeenkomst, dan zijn ingevolge artikel 215 van Boek 6 BW de bepalingen van beide soorten overeenkomsten naast elkaar van toepassing. Indien evenwel deze bepalingen voor een specifieke rechtsvraag niet verenigbaar zijn, moet gekozen worden tussen de regels van koop of van aanneming van werk. De richtlijn vereist echter ook voor dat geval dat de regels van consumentenkoop prevaleren, zodat voor deze situatie een van artikel 215 van Boek 6 BW afwijkende regel moet worden gecreëerd. Ook dit is in het nieuw voorgestelde artikel 5 lid 4 tot uitdrukking gebracht.’

Het hof komt tot de conclusie dat gezien het vorenstaande de overeenkomst mede dient te worden aangemerkt als consumentenkoop en dat art. 7:28 BW daarop van toepassing is. De vordering van Beparma is derhalve verjaard.

Klik hier voor de uitspraak.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven