Home Ontslag op staande voet voor rijinstructeur met grensoverschrijdend gedrag

Debby Kolk

Arbeidsrecht
/

Ontslag op staande voet voor rijinstructeur met grensoverschrijdend gedrag

In een aan de kantonrechter te Maastricht voorgelegde zaak was sprake van grensoverschrijdend gedrag. De werkgever heeft naar aanleiding hiervan een ontslag op staande voet gegeven en de kantonrechter oordeelde dat dit ontslag terecht was. De werknemer ging daarvan in hoger beroep. De uitspraak wordt door het Hof in hoger beroep bekrachtigd. Klik hier voor de uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2022:497

De feiten
De werknemer was voor bepaalde tijd in dienst in de functie van rijinstructeur. Tijdens het geven van rijlessen heeft de werknemer verbaal seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens een mevrouw die les kreeg vertoond. De werkgever heeft de rijinstructeur geconfronteerd met een klacht die hierover was binnengekomen en de werknemer gaf aan dat de feiten precies omgekeerd waren: de leerling vond juist de rijinstructeur leuk en liet dat aan hem blijken. De werknemer liet een what’s app-bericht zien met een kus-icoontje. Vervolgens meldde zich een partner van een andere leerling die aangaf dat zijn partner verbaal onheus was bejegend door de rijinstructeur. De werkgever zocht contact met deze leerling die het verhaal van haar partner bevestigde. In hetzelfde weekend heeft de werkgever verschillende andere vrouwelijke leerlingen telefonisch benaderd van wie in de procedure schriftelijke verklaringen zijn overgelegd. Het betrof vier andere leerlingen en een verklaring van een moeder van een vijfde (minderjarige) leerling die allemaal verbaal grensoverschrijdend en intimiderend gedrag van de instructeur beschrijven. De rijinstructeur werd uitgenodigd voor een gesprek en is gehoord, waarna hij op staande voet werd ontslagen.

De redenen voor het ontslag waren grensoverschrijdend gedrag, ongepaste seksueel getinte opmerkingen, ongewenste intimiteiten en intimidatie van een aantal vrouwelijke rijschoolleerlingen. Daarnaast was aangetoond dat er sprake was van malversaties met betrekking tot de registratie van rijlesuren en het privégebruik van de rijlesauto.

De procedure bij de kantonrechter
De werknemer vraagt vernietiging van de opzegging en een veroordeling tot wedertewerkstelling en doorbetaling van salaris. Subsidiair wordt verzocht om een veroordeling tot betaling van een billijke vergoeding van ruim € 30.000,– en een gefixeerde schadevergoeding van € 4.752,– met nevenvorderingen. De werkgever vraagt een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd door het ontslag op staande voet en voorwaardelijke ontbinding, voor het geval het ontslag op staande voet door de kantonrechter zou worden vernietigd op grond van primair verwijtbaar handelen door de werknemer (e-grond), subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), meer subsidiair op grond van andere omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (h-grond).

In een tussenbeschikking wordt de werkgever in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de instructeur grensoverschrijdend gedrag jegens de leerlingen heeft vertoond.

In dat kader zijn vier leerlingen opgeroepen. De rijinstructeur ziet af van contra- enquête.

De kantonrechter oordeelt dat de werkgever in de bewijslevering is geslaagd en wijst het verzoek van de werknemer integraal af. Het ontslag op staande voet blijft in stand.

Hoger beroep
De rijinstructeur laat het er niet bij zitten en gaat in hoger beroep. Het gaat dan nog over de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Er zou volgens de werknemer geen sprake zijn van onverwijlde opzegging en evenmin sprake van een dringende reden.

Het hof oordeelt daarover als volgt.

Beslissend is het tijdstip waarop de feiten die als dringende reden tot dat ontslag worden aangevoerd ter kennis zijn gekomen van de werkgever voor de beoordeling van de vraag of de ontslagverlening onverwijld is geschied. Indien het vermoeden rijst dat zich een dringende reden tot ontslag voordoet en een werkgever zich van de juistheid daarvan wil vergewissen is de daarbij van de werkgever te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Te denken valt daarbij onder meer aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van zulk onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, de noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en het verzamelen van bewijsmateriaal en de door de werkgever in acht te nemen zorgen om te vermijden dat, bij ongegrond bevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad.

Het hof oordeelt, gezien de aard en de ernst van de klacht over de rijinstructeur dat het begrijpelijk is dat de werkgever uiterst zorgvuldig wilde handelen. Na de eerste bespreking met de werknemer en een analyse als gevolg van de eerste klacht kon nog niet worden overgegaan tot ontslag op staande voet. Toen er een tweede klacht aan het licht kwam en in de twee daaropvolgende dagen meerdere leerlingen telefonisch bevestigden dat sprake was van grensoverschrijdend gedrag kon het ontslag op staande voet worden gegeven en dit ontslag is ook onverwijld gegeven. Tussen de waarschuwing van 5 november 2020, de tweede klacht van 13 november 2020, de onderzoekshandelingen op 14 en 15 november 2020 en het ontslag op maandag 16 november zit naar het oordeel van het hof niet teveel tijd.

Het hof stelt voorop dat de aangevoerde reden voor het ontslag met name is gelegen in het gestelde grensoverschrijdend gedrag van de rijinstructeur, te weten ongepaste seksueel getinte opmerkingen, ongewenste intimiteiten en intimidatie van een aantal vrouwelijke rijschoolleerlingen op zichzelf een dringende reden tot ontslag op staande voet kan opleveren. Op grond van 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet bij de beoordeling daarvan alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Alle omstandigheden in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat sprake is van dringende reden voor ontslag op staande voet. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking.

Heeft u vragen over ontslag op staande voet of twijfels daarover? Neem dan contact op met Debby Kolk, Suzanne Steegmans, Lisa van Baarsel of Zorana Koria.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven