Workshop en beroepsgeheim
Een schending van het beroepsgeheim komt soms, zoals in deze zaak, uit onverwachte hoek.
Een patiënte wordt door een psycholoog behandeld wegens een eetstoornis. Bij de behandeling wordt niet alleen gefocust op de eetstoornis, maar ook op traumaklachten van gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden. De patiënte had vaak herbelevingen, last van nachtmerries en hoorde stemmen in haar hoofd. De patiënte maakte een tekening ter verklaring van de stemmen in haar hoofd.
De psycholoog geeft later samen met een collega een workshop op een congres over schematherapie. Tijdens de workshop wordt onder meer de casus van de patiënte gepresenteerd.
De patiënte treft weer later bij het surfen op internet de PowerPoint aan die de psycholoog op het congres heeft gebruikt. De PowerPoint bevat een exacte kopie van de beschrijving van haar casus, inclusief de gemaakte tekening. De patiënte beklaagt zich bij het tuchtcollege.
Het tuchtcollege overweegt dat geen sprake is geweest van voldoende anonimisering van de casus van de patiënte. Weliswaar was de naam van de patiënte niet vermeld, maar de casus bevatte allerlei specifieke details waardoor deze niet alleen voor de patiënte, maar ook voor haar familie en bekenden duidelijk herkenbaar was. Voor het gebruik van de casus in deze vorm en van de originele tekening was de expliciete toestemming van de patiënte vereist. Door die toestemming niet te vragen en de casus toch te gebruiken heeft de psycholoog zijn beroepsgeheim geschonden.
Hierbij acht het tuchtcollege nog van belang dat het karakter van het congres niet overeenstemt met dat van een intervisiegroep, omdat het besloten karakter van een intervisiegroep ontbrak; het congres was toegankelijk voor ieder die zich daarvoor aanmeldde. De klacht is gegrond en de psycholoog krijgt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.
De les die uit deze zaak voortvloeit is, dat voor het geven van onderwijs (zoals workshops) bij voorkeur anonieme medische gegevens worden gebruikt. Dat zijn gegevens die niet of uitsluitend door het toepassen van buitengewone middelen of met onevenredig veel tijd en moeite tot een natuurlijk persoon zijn te herleiden. Wanneer wel herleidbare patiëntgegevens worden gebruikt dient de patiënt daarvoor expliciete toestemming te geven. Dit is slechts anders als toestemming vragen redelijkerwijs niet mogelijk is of toestemming vragen in redelijkheid niet kan worden verlangd. Het is echter raadzaam om in dit soort situaties niet uit te gaan van lastige uitzonderingen maar van de eenvoudige hoofdregel. Zie hiervoor ook de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’.