AIOS en supervisor samen bij de tuchtrechter
Een arts in het derde jaar van haar opleiding tot verzekeringsarts (AIOS) beoordeelt een zieke jongerenbegeleidster in het kader van een WIA-beoordeling bij einde wachttijd. Er loopt op dat moment nog een hoger beroepsprocedure bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) tegen de afwijzing van de WIA-aanvraag. In die procedure is medische informatie gedateerd 11 februari 2021 van een zekere F ingebracht die de diagnose CVS/ME had gesteld en adviezen had gegeven (de uitspraak vermeldt niet wie en wat F is; ON). Na een telefonisch spreekuurcontact stelt de arts een Medisch Onderzoekverslag WIA en een functionele mogelijkhedenlijst (FML) op. In het verslag vermeldt de AIOS “F 11.02.2021 G (Nb F is omstreden, naar H (echtgenoot van G is onderzoek gaande)” en “Na de vorige EWT beoordeling waarop bezwaar, beroep en hoger beroep ongegrond verklaard zijn, is de diagnose CVS gesteld (…)”. Het verslag wordt door de AIOS ondertekend en door de supervisor, die zelf niet bij het telefonisch spreekuur aanwezig was en ook niet met de AIOS heeft overlegd, medeondertekend. De jongerenbegeleidster dient een klacht in tegen zowel de AIOS als de supervisor.
Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) acht de opmerking van de AIOS over F, nu niet blijkt waarom en in welke context deze opmerking is gemaakt, niet alleen ongepast maar ook dat het de vertrouwensrelatie tussen die behandelaar en de patiënt ondermijnt. De opmerking dat de jongerenbegeleidster de procedure bij de CRvB heeft verloren is ook evident onjuist. Het doen van een dergelijke evident onjuiste uitlating in het rapport heeft de jongerenbegeleidster als intimiderend kunnen ervaren. Dit alles is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Omdat de AIOS bij de zitting van het RTG heeft verklaard dat haar opmerking over de behandelaar ‘stom’ was en zij nog in opleiding was, wordt volstaan met een waarschuwing.
De supervisor komt er niet beter vanaf. Van een supervisor wordt verwacht dat hij zich ervan vergewist dat het onderzoek, de argumentatie en de conclusies ten aanzien van de belastbaarheid voor arbeid van de AIOS voldoende waren om het zetten van een contra-seign te rechtvaardigen. De supervisor was medeverantwoordelijk voor de inhoud van het door de AIOS opgestelde rapport. Dat de AIOS mogelijk ‘bekwaam’ werd bevonden voor het dragen van gedeeltelijke eindverantwoordelijkheid doet hier niet aan af. Het nagenoeg ongelezen of slechts screenend scannen van een dergelijk rapport als supervisor volstaat niet, ook al kreeg de supervisor van het UWV slechts ongeveer 10 minuten de tijd om een dergelijk rapport in het kader van de supervisie te beoordelen. Ook het feit dat het rapport digitaal is ondertekend doet aan de geldigheid daarvan niet af. De supervisor heeft bij het RTG onderkend voor het rapport (mede)verantwoordelijk te zijn en tracht daar inmiddels meer aandacht aan te besteden. Ook in zijn geval wordt volstaan met een waarschuwing.
Deze uitspraken laten zien, dat een BIG-geregistreerd AIOS en een BIG-geregistreerd supervisor beiden aan het wettelijk tuchtrecht onderworpen zijn. Beiden kunnen dan ook op hun persoonlijk handelen of nalaten worden aangesproken. Er is dan sprake van twee procedures, die ook tot twee afzonderlijke uitspraken leiden. Enerzijds wordt van een AIOS verwacht dat deze geen waardeoordeel geeft over andere behandelaars en dat in een rapport opgenomen feitelijke informatie juist moet zijn. Anderzijds wordt van een supervisor verwacht dat deze rapporten van AIOS niet blindelings medeondertekend, maar als mede (of: eind-)verantwoordelijke voor de correctheid en juistheid daarvan moet kunnen instaan. Het is voor de praktijk dan ook goed indien er tussen supervisor en AIOS hieromtrent goede afspraken worden gemaakt (en vastgelegd!). Complementair zijn is nu eenmaal een goede basis voor succesvol samenwerken.