Home Arts stuit patiënte tegen de borst

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Arts stuit patiënte tegen de borst

Een vrouw valt ’s nachts van de trap en bezoekt de huisartsenpost (HAP). De vrouw wordt gezien door een dienstdoende huisarts die na zijn pensionering als waarnemend huisarts op de HAP werkt. De huisarts vraagt de vrouw uit en doet lichamelijk onderzoek. De vrouw draagt een sport-BH. Op verzoek van de huisarts doet zij deze voor het onderzoek uit. Van het lichamelijk onderzoek wordt op de kaart genoteerd: (O) (MVP) longen b.b. Drukpijn costa XI en XII rechts, normale continuïteit. Geen zwelling te voelen. De vrouw dient een klacht in bij het tuchtcollege. De vrouw stelt dat de huisarts grensoverschrijdend heeft gehandeld door haar bovenlichaam te laten ontbloten en beide borsten apart te onderzoeken en te betasten.
De huisarts verweert zich met de stelling dat hij in een periode van twee of drie diensten drie vrouwen heeft onderzocht met een ribcontusie. Geconfronteerd met de klacht van de vrouw weet de huisarts niet welke van de drie vrouwen het betrof. Alle drie de vrouwen heeft hij verzocht de BH uit te trekken. Eén van deze drie vrouwen had ook pijn die naar het midden van de thorax uitstraalde. Bij deze vrouw heeft de huisarts ook de borsten onderzocht. Bij de andere twee vrouwen heeft de huisarts alleen druk gezet aan beide zijden van de borstkas. Hierbij kunnen de borsten zijn aangeraakt. Reconstruerend geeft de huisarts aan dat de vrouw niet degene is met pijn midden op de borst. Hij heeft haar borsten dan ook niet onderzocht en betast.

Het tuchtcollege overweegt dat partijen nadrukkelijk van mening verschillen over de vraag of (ook) de borsten van de vrouw zijn onderzocht. Dit onderzoek zou naar het oordeel van het tuchtcollege niet passend zijn bij de door de vrouw gepresenteerde klachten. Echter, niet kan worden vastgesteld dat de huisarts dit onderzoek ook daadwerkelijk heeft verricht. Het is het woord van de één tegen het woord van de ander. Het tuchtcollege kan niet met voldoende zekerheid vaststellen wat er precies tijdens het consult is gebeurd. Dit brengt met zich dat de klacht als onvoldoende gegrond moet worden afgewezen.

Deze uitspraak laat zien, dat een zorgverlener voor een onaangename verrassing kan komen te staan wanneer deze onverwacht wordt geconfronteerd met een klacht wegens grensoverschrijdend gedrag. Echter, als de lezing van de klagende partij diametraal staat tegenover de lezing van de verwerende partij en er geen ondersteunend bewijs is, zal het tuchtcollege een dergelijke klacht niet gegrond kunnen verklaren. De feiten die aan de klacht ten grondslag liggen kunnen dan immers niet worden vastgesteld. Een goede statusvoering – hier wat betreft het uitgevoerde lichamelijk onderzoek – kan een belangrijk hulpmiddel zijn bij het voeren van verweer tegen een dergelijke, ernstige klacht. Klachten als deze lijken hun oorzaak vaak te vinden in een misverstand, een veel voorkomende vorm van menselijke communicatie.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven