Home Broer en zus voor het tuchtcollege

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Broer en zus voor het tuchtcollege

Een broer dient een klacht in tegen zijn zus, die werkzaam is als psychiatrisch verpleegkundige. Tussen broer en zus heeft nooit een behandelrelatie bestaan en zij hebben al jaren geen contact.

De aanleiding voor de klacht is dat diverse familieleden van klager (waaronder verweerster) naar aanleiding van een politieonderzoek naar de wapens en de wapenvergunning van klager per brief een verklaring hebben afgelegd. De familieleden spreken daarin – kort gezegd – hun bezorgdheid uit over de psychische gezondheid van klager in relatie tot het bezitten van wapens. Verweerster gaat in de brief specifiek in op (onder meer) de jeugd van klager, een aantal ggz-behandelingen en mishandelingen door klager van zijn gezin.

De klacht

Volgens klager heeft verweerster (zijn zus) in haar hoedanigheid van psychiatrisch verpleegkundige met de verklaring haar medisch beroepsgeheim geschonden en is er sprake van smaad/laster en valsheid in geschrifte. Klager meent dat verweerster zich ten onrechte in de hoedanigheid van verpleegkundige bij de politie heeft gepresenteerd en stelt verder dat zij haar beroep heeft gebruikt om over medische informatie van hem te komen. Ook betwist klager hetgeen verweerster over hem heeft verklaard.

Het verweer

Verweerster beroept zich op niet-ontvankelijkheid van klager. Verder stelt verweerster dat het indienen van de tuchtklacht louter en alleen een wraakactie van klager is en betwist dat zij haar beroep heeft gebruikt om medische gegevens van klager te verkrijgen dan wel haar medisch beroepsgeheim heeft geschonden.

Verweerster stelt dat zij (net als andere familieleden) heeft meegewerkt aan een politieonderzoek, in welk kader zij de verklaring heeft afgelegd die vervolgens onderdeel is gaan uitmaken van het ‘familieverslag’. Verweerster erkent dat het in de verklaring noemen van haar beroep geen handige keuze is.

Ontvankelijk?

Gelet op het feit dat deze klacht nog voor de wijziging van de Wet BIG op 1 april 2019 werd ingediend toetst het College de klacht aan de ‘oude’ tweede tuchtnorm handelen of nalaten van BIG-geregistreerde in de hoedanigheid van geregistreerde dat in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg). Het College overweegt dat ook bij afwezigheid van een behandelrelatie het handelen van verweerster onder omstandigheden onder het tuchtrecht kan vallen, bijvoorbeeld als verweerster in de hoedanigheid van verpleegkundige heeft gehandeld. Het College stelt vast dat verweerster zich in haar verklaring voor de politie expliciet op haar hoedanigheid van psychiatrisch verpleegkundige beroept en ook dat zij in het eerste deel van haar verklaring een waardeoordeel geeft over de geestelijke gezondheidstoestand van klager. Daarmee heeft het handelen van verweerster volgens het College (voldoende) weerslag op de individuele gezondheidszorg, zodat het College de klacht ontvankelijk verklaart. Na inhoudelijke beoordeling wijst het College de klacht af.

Klager gaat tegen deze beslissing in beroep bij het Centraal Tuchtcollege. Ook het Centraal Tuchtcollege toetst de ontvankelijkheid aan de ‘oude’ tweede tuchtnorm.

Het Centraal Tuchtcollege overweegt – kort gezegd – dat bij de indiening van de (familie)verklaring de familierelatie centraal heeft gestaan. Dat verweerster in haar verklaring melding heeft gemaakt van het feit dat zij psychiatrisch verpleegkundige is doet daar niet aan af. Verder acht het Centraal Tuchtcollege het feit dat verweerster in haar verklaring een aantal medische termen heeft gebruikt verklaarbaar, omdat deze termen deel uitmaken van haar referentiekader.

Anders dan het Regionaal Tuchtcollege komt het Centraal Tuchtcollege tot de conclusie dat het handelen van verweerster geen weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg en daarmee geen handelen betreft als bedoeld onder de (oude) tweede tuchtnorm, zodat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

Tweede tuchtnorm vanaf 1 april 2019

Op 1 april 2019 zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd in de Wet BIG, waaronder een verruiming van de tweede tuchtnorm. Hierdoor zou (de ontvankelijkheid van) deze klacht nu worden getoetst aan ‘enig (…) handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt’. De bedoeling van deze verruiming is dat het tuchtrecht (onder omstandigheden) van toepassing kan zijn op gedragingen van de BIG-geregistreerde in de privésfeer.

De komende tijd zal leren of het Centraal Tuchtcollege in soortgelijke kwesties nu tot een ander ontvankelijkheidsoordeel zal komen.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven