Home Cassatie in belang der wet over opzegverbod bij ziekte bij bedrijfseconomisch ontslag na afwijzing ontslagvergunning UWV

KBS

Cassatie in belang der wet over opzegverbod bij ziekte bij bedrijfseconomisch ontslag na afwijzing ontslagvergunning UWV

In deze kwestie ligt de vraag voor of de rechter een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen (na een eerdere afwijzing van een ontslagvergunning door het UWV) kan toewijzen als de werknemer arbeidsongeschikt is geraakt tijdens of kort na een procedure bij het UWV waarin de werkgever een ontslagvergunning heeft verzocht, maar nog voordat de kantonrechter het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ontvangen.

De AG bij de Hoge Raad heeft cassatie in het belang der wet ingesteld naar aanleiding van een beschikking van de kantonrechter te Leeuwarden.

De kwestie

De werkgever in kwestie had met het uitbreken van de coronacrisis te kampen met het bijna volledig wegvallen van haar standbouwactiviteiten omdat er geen evenementen georganiseerd konden worden.

De werkgever vroeg bij het UWV voor één van haar werknemers toestemming voor het mogen opzeggen van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen, namelijk verval van de arbeidsplaats. Het UWV heeft de ontslagvergunning niet afgegeven. De werknemer heeft twee weken na de afwijzing van de ontslagaanvraag door het UWV, maar nog voordat de werkgever het verzoekschrift bij de kantonrechter had ingediend, zich ziekgemeld. De kantonrechter Leeuwarden heeft het ontbindingsverzoek van de werkgever afgewezen onder verwijzing naar het opzegverbod bij ziekte, dat volgens de kantonrechter de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg stond.

Opzegverbod

Uit artikel 7:670 lid 1 onder b BW volgt dat het opzegverbod tijdens ziekte niet geldt als de arbeidsongeschiktheid een aanvang heeft genomen nadat het UWV het verzoek om toestemming voor opzegging heeft ontvangen. In de situatie dat het UWV de aanvraag afwijst waarna de werkgever op grond van artikel 7:671b lid 1 aanhef en onder b BW zich tot de kantonrechter wendt, kan de rechter het verzoek tot ontbinding vanwege het opzegverbod niet inwilligen. Uit artikel 7:671b lid 2 BW volgt dat de rechter het ontbindingsverzoek slechts kan inwilligen indien aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst is voldaan en er geen opzegverboden gelden. Toch oordelen feitenrechters wisselend hierover en is ook de literatuur verdeeld op dit punt.

Opvatting AG De Bock

In de situatie dat een werknemer arbeidsongeschikt raakt nadat het UWV een verzoek van de werkgever om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft ontvangen – bijvoorbeeld wegens bedrijfseconomische redenen – maar voordat de op de afwijzing door het UWV volgende ontbindingsverzoek door de kantonrechter is ontvangen, geldt het opzegverbod ex artikel 7:670 lid 1 BW onverkort. Zo luidt de vordering van AG De Bock.

De wetgever heeft bewust gekozen voor een gedetailleerde regeling van opzegverboden en uitzonderingen daarop, aldus de AG. Ook heeft de wetgever de uitzonderingen willen beperken, in het bijzonder bij ontslag bij bedrijfseconomische omstandigheden. De AG ziet geen rol voor de rechter om af te wijken van de wet en toch zo’n uitzondering toe te passen. De situatie dat een werknemer zich strategisch ziek zou kunnen melden, nadat het UWV het verzoek van de werkgever om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft ontvangen en daarmee en daarmee probeert ontslag te voorkomen, is geen reden om alle arbeidsongeschikte werknemers dit aspect van de ontslagbescherming te ontnemen, aldus de AG.

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven