Home Cave: een cavia! Bestaat er bij een hulpvraag verschil tussen mens en dier?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Cave: een cavia! Bestaat er bij een hulpvraag verschil tussen mens en dier?

Hoe beoordeelt de veterinair tuchtrechter een nachtelijk verzoek om hulp?

De klaagster in deze zaak belt kort na middernacht naar de waarnemend dierenarts omdat haar cavia plotseling ziek is geworden. De cavia wil niet meer eten en drinken, heeft een trage ademhaling en valt steeds om. Na uitvragen dat de cavia geen snotneus heeft, denkt de dierenarts aan een beginnende luchtweginfectie. De klaagster wordt geadviseerd de volgende ochtend bij de eigen dierenarts langs te gaan om de longen te laten beluisteren waarna zo nodig met een antibioticakuur kan worden gestart. Nog voordat de klaagster naar de eigen dierenarts kan gaan komt de cavia te overlijden.

Het Veterinair Tuchtcollege (VTC) hanteert als uitgangspunt dat op een dienstdoend dierenarts de verplichting rust om tot een duidelijke anamnese te komen en zich er na grondig uitvragen van te overtuigen of er al dan niet spoedhulp moet worden geboden. Bij twijfel dient de dierenarts de eigenaar met het dier naar de praktijk te laten komen. In deze zaak kon de waarnemend dierenarts op basis van het telefoongesprek en dus op afstand de ernst van de problematiek en de noodzaak om al dan niet direct medicatie in te zetten niet naar behoren inschatten. Ook kon hij niet op voorhand uitsluitend dat er sprake was van een ander onderliggend ziektebeeld, waarbij eerder medisch ingrijpen in de rede lag of van de situatie waarin bijvoorbeeld euthanasie geboden was en daarmee in het belang van het welzijn van het dier niet tot de volgende ochtend kon worden gewacht. Gelet op de ernst en het acuut ontstaan van de klachten was er voldoende aanleiding om klaagster in ieder geval de mogelijkheid te bieden om met de cavia naar de praktijk te komen om alsdan te kunnen beoordelen of er sprake was van een situatie die geen uitstel tot de volgende ochtend kon dulden. Nu een dergelijk aanbod niet is gedaan is de klacht in zoverre gegrond. Daaraan kan niet afdoen dat, als de cavia die bewuste nacht door de dierenarts zou zijn gezien, ongewis blijft of dit tot een gunstiger afloop had geleid. In dat verband geldt ook dat er geen sectie heeft plaatsgevonden en dat de precieze doodsoorzaak van de cavia niet is komen vast te staan. De waarnemend dierenarts krijgt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

Hier dringt zich de parallel met het humane tuchtrecht op (met uitzondering van wellicht de overweging ten aanzien van euthanasie). Ook de medische tuchtrechter verwacht van een (waarnemend) huisarts of een triagist(e) op een huisartsenpost dat deze bij verzoeken om hulp goed uitvraagt om een adequate inschatting van de mate van spoed te kunnen maken. Een waarnemer zal immers vaak aan de hand van een enkel telefoontje moeten beoordelen of sprake is van een spoedeisende situatie of niet. Wordt er niet goed uitgevraagd en kan een waarnemend huisarts achteraf niet (met een goed waarneembericht!) verantwoorden dat er sprake was van een situatie die uitstel duldde, dan kan dat tot tuchtrechtelijke problemen leiden. Deze uitspraak illustreert dat op verzoeken van hulp adequaat moet worden gereageerd, ongeacht of dat nu een mens of een dier betreft. Als dat niet gebeurt, dan ben je als arts al snel het haasje.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven