Home Check, dubbelcheck en toch diagnose gemist?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Check, dubbelcheck en toch diagnose gemist?

Hoe beoordeelt de medische tuchtrechter een klacht over een gemiste diagnose bij het Bevolkingsonderzoek Borstkanker?

Een 64-jarige vrouw neemt in mei 2017 deel aan het Bevolkingsonderzoek Borstkanker (BOB). Hierbij worden mammogrammen gemaakt. Bij het BOB worden mammogrammen standaard door twee radiologen onafhankelijk van elkaar beoordeeld en vergeleken met mammogrammen die tijdens de vorige screeningsrondes van de desbetreffende vrouw zijn gemaakt.

Geen van beide radiologen ziet verdachte afwijkingen en dus geen reden voor een verwijzing voor nader onderzoek.

De vrouw krijgt hierna een brief van het BOB dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor borstkanker, maar wordt er wel op gewezen dat de uitslag geen volledige zekerheid geeft: drie van de tien gevallen van borstkanker worden niet ontdekt.

In september 2017 wordt na verwijzing door de huisarts bij de vrouw uitgezaaide borstkanker vastgesteld. De vrouw beklaagt zich bij het Regionaal Tuchtcollege.

Het tuchtcollege stelt voorop dat moet worden geabstraheerd van de wetenschap achteraf dat de vrouw borstkanker heeft. Verder moet onder ogen worden gezien dat sprake was van een screeningssituatie en niet van een diagnostische situatie. Het doel van het BOB is erop gericht om in de doelgroep als geheel borstkanker in een vroeg stadium op te sporen en zo sterfte aan borstkanker in die doelgroep terug te dringen. Daarbij staan de radioloog beperkte middelen en een beperkte hoeveelheid tijd ter beschikking. Hij beoordeelt alleen de mammogrammen die door de radiodiagnostisch laborant zijn gemaakt en heeft geen direct contact met de vrouw/patiënte. De radioloog kan dus niet bespreken of sprake is van borstklachten en zo ja, in welke borst en op welke plek. Evenmin heeft de radioloog de mogelijkheid tot lichamelijk of aanvullend onderzoek in de vorm van een tomografie of echografie.

Het missen van een carcinoom op een mammogram bij een bevolkingsonderzoek door een screeningsradioloog kan onder omstandigheden tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn. Hiervan is sprake als de wijze waarop tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. Daarvan is in dit geval geen sprake. Hooguit kan met wetenschap achteraf een klein plekje op het mammogram als verdacht worden aangemerkt, maar de screeningsradiologen beschikten niet over deze achterafkennis. De klachten tegen de beide radiologen worden afgewezen.

De les die uit deze uitspraak voortvloeit is, dat bij klachten over het missen van de diagnose borstkanker door een radioloog van belang is in welk kader de betreffende vrouw/patiënte is onderzocht. Vindt het onderzoek in het kader van een bevolkingsonderzoek plaats, dan vindt er een minder strenge beoordeling door de tuchtrechter plaats dan wanneer het onderzoek plaatsvindt in een diagnostische setting zoals in een ziekenhuis. In een ziekenhuis kan een radioloog aan de hand van de anamnese immers gerichter en uitgebreider onderzoek doen. De screeningsradioloog kan in het kader van het bevolkingsonderzoek alleen op basis van mammogrammen een inschatting maken van de waarschijnlijkheid op de aan- of afwezigheid van borstkanker. Dit heeft tot gevolg dat zowel fout-positieve als vals-negatieve uitslag niet te vermijden zijn.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven