Cliënt/patiënt en gedwongen vaccinatie. Kan dat?
Een curator dient bij de kantonrechter een verzoek in voor een machtiging om haar curandus (de patiënt) verplicht te laten vaccineren tegen COVID-19. De curator wordt in het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De kantonrechter verwijst naar de aanbevelingen van het LOVCK&T (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht). Hieruit volgt, dat een curator een curandus niet kan dwingen tot iets wat deze niet wil en waartegen de curandus zich uitdrukkelijk verzet. In dat geval zal, volgens de kantonrechter, eventueel een beroep moeten worden gedaan op de Wet zorg en dwang (Wzd). De curator keert onverrichterzake huiswaarts.
Deze uitspraak laat zien hoe sommigen worstelen met het vraagstuk verplichte of gedwongen vaccinatie. Bij wilsbekwamen van 16 jaar en ouder is voor vaccinatie toestemming van de patiënt vereist (artikel 7:450 lid 1 BW). Dit artikel is geënt op het Europese (recht op fysieke integriteit, art. 8 EVRM) en art. 11 van de Grondwet (onaantastbaarheid van het lichaam). Verplicht vaccineren tegen Covid-19 van deze categorie patiënten vereist een wettelijke grondslag en die is er tot op heden niet. In het geval van wilsonbekwame patiënten geldt een ander regime. Als een patiënt de keuze om zich te laten vaccineren niet zelf weloverwogen kan maken, is de patiënt wilsonbekwaam. In dat geval beslist de vertegenwoordiger van de cliënt. Dat kan zijn de wettelijk vertegenwoordiger (curator of mentor) of, als die ontbreekt, een vertegenwoordiger uit de familiekring (art. 7:465 lid 3 BW). Even een opfrisser: een curator is een vertegenwoordiger voor iemand die zijn geldzaken en persoonlijke zaken niet kan regelen. Een mentor wordt benoemd als iemand niet kan beslissen over persoonlijke (niet-financiële) zaken zoals verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding.
Als de vertegenwoordiger toestemming voor vaccinatie heeft gegeven maar er sprake is van verzet van de patiënt, dan adviseert de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd de vaccinatie geen doorgang te laten vinden, nogmaals met de patiënt in gesprek te gaan en om deze bij te staan bij de vaccinatie. In uitzonderingsgevallen biedt de wet de mogelijkheid om een ingreep (zoals vaccineren) uit te voeren als de patiënt zich verzet. Dit mag alleen als de zorgverlener de ingreep noodzakelijk vindt om ‘kennelijk ernstig nadeel’ voor de patiënt te voorkomen (art. 7:465 lid 6 BW). De Inspectie adviseert echter om deze ruimte niet op te zoeken. De branchevereniging van zorgorganisaties Actiz stelt zich, anders dan de kantonrechter hier suggereert, overigens op het standpunt dat de Wzd niet van toepassing is op toediening van een COVID-vaccinatie. Op basis van de Wzd kunnen ‘medische handelingen en overige therapeutische maatregelen’ onvrijwillig worden uitgevoerd. Voorwaarde hiervoor is echter dat dit gebeurt in het kader van de behandeling van een psycho-geriatrische aandoening, verstandelijke beperking, psychische stoornis of somatische aandoening. Het toedienen van een COVID-vaccinatie valt volgens Actiz buiten dit kader.
Het advies in dit soort netelige kwesties is om het vaccineren tegen het Coronavirus bij wilsonbekwamen zoveel mogelijk met toestemming van de patiënt te laten plaatsvinden. Spreken is immers ook fijn als je het niet voor het zeggen hebt.