De arts, de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming
Een patiënte, moeder van 2 minderjarige kinderen over wie zij met haar ex-partner het gezag heeft, bezoekt de huisarts omdat zij bang is. Na dit consult overlegt de huisarts met een collega en wordt Veilig Thuis anoniem geraadpleegd. De moeder doet vervolgens zelf een melding bij Veilig Thuis. De melding wordt doorgestuurd naar de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). De RvdK neemt telefonisch contact op met de huisarts en stelt vervolgens een door de huisarts geaccordeerd verslag op waarin staat vermeldt ‘Vader is inmiddels 2x gezien en gesproken door (naam huisarts). Hij heeft het dossier opgevraagd en van zijn kant het verhaal verteld waarbij hij oprecht en betrokken overkwam (…). Er zijn tussen de ouders problemen met communicatie’.
De ex-partner stapt naar de tuchtrechter en stelt dat de huisarts onjuiste informatie aan de RvdK heeft verstrekt en in strijd heeft gehandeld met de richtlijn van de KNMG.
Het RTG stelt voorop dat de informatie die een medicus ten behoeve van een onderzoek door de RvdK verstrekt, relevant dient te zijn voor de zorgverlening en de hulpverlening aan minderjarige kinderen. Informatie die niet relevant is, hoeft niet te worden vermeld. Informatie dient zoveel mogelijk op basis van eigen waarneming te zijn gebaseerd en objectief te zijn. Ook dient een medicus zich te onthouden van het geven van een waardeoordeel of een conclusie. Het behoort niet tot de taak van degene die informatie verstrekt, om aan waarheidsvinding te doen of om informatie van partijen met elkaar te vergelijken. De huisarts was hier niet verplicht om ook te benoemen dat de ex-partner stukken had aangeleverd om de woorden van de patiënte te weerspreken. Ook behoefde niet te worden vermeld dat de ex-partner om aanpassing van het verslag aan de RvdK had gevraagd. Bovendien had de huisarts het probleem met de communicatie tussen de ouders gebaseerd op eigen waarneming. Van het verstrekken van onjuiste informatie aan de RvdK is geen sprake. Evenmin heeft de huisarts in strijd gehandeld met de KNMG-wegwijzer ‘Toestemming informatie bij behandeling van minderjarigen uit 2019’. Deze handleiding adviseert een arts om zoveel als mogelijk transparant naar beide ouders te handelen door, wanneer daartoe aanleiding is, beide ouders te informeren. Hier was sprake van mogelijke gezondheidsschade van de minderjarige kinderen en was er een probleem met de communicatie. In het licht daarvan heeft de huisarts er goed aan gedaan beide ouders uit te nodigen voor een gezamenlijk gesprek om zo transparantie te waarborgen. Toen de ex-partner aangaf geen prijs te stellen op een gezamenlijke bespreking heeft de huisarts het gezamenlijke gesprek afgeblazen en de ex-partner alsnog alleen te woord gestaan. De huisarts heeft daarmee in alle opzichten juist gehandeld. De klacht wordt afgegeven.
Deze uitspraak illustreert, dat artsen in het geval van scheidingssituaties waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn in een moeilijk parket terecht kunnen komen. Wanneer bescherming van de belangen van minderjarige kinderen aan de orde is, kan de Raad voor de Kinderbescherming in beeld komen. Bij het verstrekken van informatie aan de RvdK moet – ook al lijkt artikel 1:240 BW daarvoor een vrijbrief te geven – behoedzaam te werk worden gegaan. Volgens het RTG kan en moet worden volstaan met het verstrekken van relevante en objectieve informatie uit eigen waarneming. Een arts dient zich te onthouden van een waardeoordeel of conclusies. De les voor de praktijk is, dat een behandelend arts louter feitelijke informatie aan de Raad voor de Kinderbescherming mag verstrekken. Het geven van een waardeoordeel of het trekken van conclusies op grond van die informatie is voorbehouden aan anderen, in dit geval de Raad voor de Kinderbescherming en in het uiterste geval de kinderrechter.