De gynaecoloog die te hard van stapel loopt
Hoe beoordeelt de tuchtrechter een (te) snelle melding bij Veilig Thuis?
Een gynaecoloog ziet een zwangere patiënte éénmalig voor een intakegesprek. De patiënte beklaagt zich na dit gesprek en stelt dat de gynaecoloog haar onheus heeft bejegend, de grenzen van goed hulpverlenerschap stevig met voeten heeft getreden, een tunnelvisie heeft gehanteerd en het medisch beroepsgeheim heeft doorbroken door een melding bij Veilig Thuis te doen. De patiënte wilde volgens de gynaecoloog geen informatie geven over de eerdere bevalling/keizersnede en gaf geen toestemming om medische gegevens op te vragen. De patiënte wilde ook geen controle-afspraak maken. De patiënte gaf verder geen toestemming om de huisarts te informeren en verzocht tenslotte om haar dossier te vernietigen. De gynaecoloog heeft kort na het consult het stappenplan van de Meldcode kindermishandeling doorlopen en een melding bij Veilig Thuis gedaan, niet om een melding van kindermishandeling te doen maar om te bewerkstelligen dat de huisarts op de hoogte werd gebracht.
Het RTG heeft veel kritiek op het handelen van de gynaecoloog. Volgens het tuchtcollege is het in de relatie arts-patiënt primair aan de arts om een zodanige atmosfeer te schepen dat de patiënt zich op zijn of haar gemak voelt en zich vrij voelt al hetgeen naar voren te brengen dat hij of zij wenselijk acht. In een situatie dat dit niet lukt, is het aan de arts dit bespreekbaar te maken. Op welke wijze de patiënt zich in het gesprek heeft opgesteld is hierbij niet relevant. Denkbaar zijn vele oplossingen: van het benoemen van de geconstateerde problemen en het zoeken naar een betere vorm van communicatie, het maken van een nieuwe afspraak tot het in overleg overdragen van de patiënt aan een collega, aldus het RTG.
Er waren hier onvoldoende aanwijzingen dat de patiënte zorgmijder was en dat haast geboden was met het verkrijgen van duidelijkheid. Een melding volgens de Meldcode is een zeer ingrijpend middel met aanzienlijke gevolgen. Dit middel moet worden gezien als een laatste redmiddel. Zo’n melding dient dan ook pas overwogen te worden nadat is vastgesteld dat met minder ingrijpende middelen geen deugdelijke oplossing kan worden bereikt. In dit geval had eerst collegiaal overleg moeten plaatsvinden. De gynaecoloog heeft niet al het mogelijke gedaan om tot een goede communicatie met de patiënte te komen, heeft geen overleg met collega-gynaecologen gevoerd en heeft te snel naar het middel van een melding gegrepen. De gynaecoloog heeft zich volstrekt onvoldoende rust gegund om tot een gedegen en goed onderbouwde beslissing te komen. Dat zijn ernstige tekortkomingen. De klacht wordt gegrond verklaard. De gynaecoloog krijgt de maatregel van een berisping opgelegd.
Deze uitspraak laat zien, in welke precaire situatie een goedwillende zorgverlener terecht kan komen. Het RTG is er zich hier van bewust dat de gynaecoloog de melding bij Veilig Thuis had gedaan uit zorg voor de patiënte en haar ongeboren kind. Het gegeven dat de patiënte geen informatie wilde geven over haar eerdere bevalling, geen controle-afspraak wilde maken, het niet toestond dat de huisarts werd geïnformeerd en dat het medisch dossier op haar verzoek werd vernietigd zijn voor het RTG geen van alle verzachtende omstandigheden. Opmerkelijk is dat de opstelling van de patiënte bij de beoordeling ‘niet relevant’ is. It takes immers two to tango. Heeft de patiënt hierbij niet ook een bepaalde verantwoordelijkheid? Het RTG hecht meer waarde aan voorafgaand collegiaal overleg alvorens een melding bij Veilig Thuis wordt overwogen. Die opvatting lijkt enigszins op gespannen voet te staan met de binnen de zorg inmiddels algemeen aanvaarde en uitgedragen opvatting, dat van zorgverleners een pro-actieve houding wordt verwacht bij het in een vroeg stadium melden van (een vermoeden van) onveilige situaties, zeker als de belangen van ongeboren kinderen in het spel zijn. Enerzijds is haastige spoed zelden goed. Anderzijds zijn het moed en vertrouwen die prevaleren boven twijfel en angst.