De kinderarts in (vecht)scheiding
De klager in deze tuchtzaak dient een klacht in tegen zijn ex-echtgenote, die kinderarts is. De klager stelt dat hij ten tijde van het huwelijk onder behandeling van een psychiater is geweest en dat zijn ex zich regelmatig met zijn diagnose en medicatie heeft bemoeid. Voorts zou de ex herhaalrecepten hebben uitgeschreven. Hierdoor meent de klager dat er sprake is van een arts-patiëntrelatie. De klager stelt dat de ex het medisch beroepsgeheim heeft geschonden door informatie over zijn psychische gesteldheid in het kader van het ouderschapsplan aan de rechtbank te geven. De ex verweert zich en stelt dat zij in het kader van de behandeling van de klager wel eens is meegegaan naar consulten en dat zij dat altijd in de rol van echtgenote/partner heeft gedaan. De ex ontkent dat zij in de hoedanigheid van arts enige bemoeienis heeft gehad met de behandeling, diagnose of medicatie van klager.
De voorzitter van het RTG ziet zich voor de vraag gesteld of de klager in zijn klacht ontvankelijk is. Die vraag wordt ontkennend beantwoord. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat tussen de klager en zijn ex een behandelovereenkomst of een arts-patiëntrelatie heeft bestaan. De eerste tuchtnorm (van art. 47 lid 1 aanhef en onder a wet BIG) is daarom op de klacht niet van toepassing. Hierna beoordeelt de voorzitter of de ex heeft gehandeld buiten een behandelrelatie in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt en of daarmee de tweede tuchtnorm (van art. 47 lid 1 aanhef en onder b wet BIG) toepassing vindt. Nu niet is gebleken van een behandelrelatie tussen de klager en zijn ex moet worden aangenomen dat zij als partner – in de privésfeer – met de door de klager bedoelde informatie bekend is geworden. Verder is niet aannemelijk geworden dat de ex die informatie in juridische procedures over de zorg voor de kinderen van partijen als arts heeft ingebracht; zij zal dit gedaan hebben in haar hoedanigheid van echtgenote en moeder. Er zijn geen aanwijzingen dat zij zich daarbij nadrukkelijk als arts heeft gepresenteerd en de voorzitter ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat zij dit in de hoedanigheid van kinderarts heeft gedaan. Dit is dan ook geen zaak voor de tuchtrechter, aldus de voorzitter. De klager wordt in zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Voor deze blog is interessant dat de ex-echtgenote zich ten opzichte van derden – zoals hier de rechtbank – niet heeft gepresenteerd als arts. Had de kinderarts bijvoorbeeld een brief aan de rechtbank gestuurd op briefpapier van haar praktijk of het ziekenhuis of als zij een dergelijke brief had ondertekend met de vermelding van de beroepstitel (kinder)arts, dan had de toets ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht best wel eens anders uit kunnen vallen. Ook wanneer in het privé-leven de beroepstitel arts wordt gebruikt, bijvoorbeeld om argumenten meer gewicht te geven of om gewoon indruk te maken, kan het betreffende handelen voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg. Dit wordt ook wel het ‘weerslagcriterium’ genoemd. Privégedragingen van beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg kunnen onder die omstandigheden onderworpen zijn aan het wettelijk tuchtrecht. Bij optreden in de privésfeer is het dan ook goed om niet te snel te schermen met een beroepstitel omdat dan de kans bestaat dat de tuchtrechter gaat meekijken. Ken u zelf, dat is het begin van alle wijsheid.