Home De pijnlijke gevolgen van een permanente filler, en over informatie en toestemming in de ‘nieuwe’ Wgbo

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

De pijnlijke gevolgen van een permanente filler, en over informatie en toestemming in de ‘nieuwe’ Wgbo

Bij een patiënte is in het verleden ter verfraaiing van het gelaat de permanente filler Bio-Alcamid ingebracht. De patiënte krijgt daarna last van afhangende mondhoeken met een ongecontroleerde speekselvloed. Zij raadpleegt een plastisch chirurg – de verweerder in deze tuchtzaak – met de vraag of dit ongemak, waarvoor zij zich ook schaamt en in haar sociale contacten wordt beperkt, kan worden verholpen. De patiënte wordt als beste optie een excisie van de diepe huidplooien met sluiting middels Z-plastieken voorgesteld. De patiënte stemt hiermee in. Het operatieresultaat valt de patiënte echter tegen. Zij dient vervolgens een klacht in tegen de plastisch chirurg en stelt dat gelet op haar beperkte cognitieve vermogens vanwege een doorgemaakt CVA sprake is van onvoldoende informed consent.

Zowel het Regionaal Tuchtcollege als in beroep het Centraal Tuchtcollege komen tot hetzelfde oordeel. De informatievoorziening is opgenomen in artikel 7:448 BW en het toestemmingsvereiste in artikel 7:450 BW. In de informatievoorziening moet de aard en het doel van de behandeling duidelijk zijn, zo ook de diagnose en prognose voor de patiënt, welke risico’s aan de behandeling zijn verbonden en welke alternatieven mogelijk zijn. De informatievoorziening moet passen bij het bevattingsvermogen van de patiënt. De behandeling mag pas gestart worden als de patiënt hiervoor toestemming heeft gegeven. De toestemming dient meer expliciet te zijn naarmate de ingreep meer risico kent. De informatieplicht van de arts en het toestemmingsvereiste vormen samen het informed consent, aldus de tuchtrechters.

In dit geval hadden voor de operatie twee consulten plaatsvonden waarin de Z-plastieken door de plastisch chirurg als beste mogelijke optie met de patiënte waren besproken. In het medisch dossier is genoteerd dat met de patiënte duidelijk is gesproken over de voor- en nadelen en dat de patiënte daarna te kennen gaf de ingreep te willen ondergaan. Bij een later telefonisch consult, waarin duidelijk werd dat de patiënte nog twijfels en/of onduidelijkheid over de voorgenomen ingreep had, is een nieuw consult bij de plastisch chirurg aangeboden. De patiënte vond dat echter niet nodig. De plastisch chirurg heeft later zelf nog met de patiënte gebeld om haar uitleg over de voorgenomen ingreep te geven. De patiënte heeft in alle contacten met de plastisch chirurg aangegeven dat zij het eens was met de voorgestelde ingreep. Gelet op deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat de patiënte door de plastisch chirurg niet toereikend is voorgelicht, ook niet gezien haar beperkte cognitieve vermogens. De klacht wordt in beide instanties als ongegrond afgewezen.

Deze uitspraak bevestigt nog eens het belang van adequate pre-operatieve voorlichting. Het gaat dan specifiek om informatie over eventuele risico’s, eventueel te verwachten complicaties, het te verwachten resultaat en eventuele alternatieven. Een patiënt kan immers alleen toestemming geven indien hij op adequate wijze is voorgelicht. Hierbij geldt dat hoe electiever de ingreep, des te zwaarder de informatie- (en documentatie)plicht van de arts. Belangrijk om te weten is dat er per 1 januari 2020 in de wet (artikel 7:448 BW) een aanvullende informatieplicht van de hulpverlener is opgenomen. Die houdt in dat de hulpverlener tijdig overleg dient te voeren met de patiënt, op een wijze die past bij zijn bevattingsvermogen (lid 1). Dit impliceert dat een hulpverlener moet nagaan of de patiënt de verstrekte informatie ook heeft begrepen. Daarnaast is in de wet vastgelegd dat de hulpverlener de patiënt moet informeren over de mogelijkheid om af te zien van de behandeling en over mogelijke behandeling door andere hulpverleners. Ook is nieuw dat de patiënt geïnformeerd moet worden over de termijn waarop onderzoeken en behandelingen kunnen worden uitgevoerd (lid 2). Tenslotte is nu ook in de wet opgenomen dat de hulpverlener zich op de hoogte stelt van de situatie en behoeften van de patiënt en dat de patiënt wordt uitgenodigd tot het stellen van vragen (lid 3).

De les die uit deze uitspraak kan worden getrokken is, dat communicatie alleen effectief kan zijn als de boodschap wordt ontvangen èn begrepen.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven