Home De Raad van Bestuur bij de tuchtrechter

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

De Raad van Bestuur bij de tuchtrechter

De klaagster in deze tuchtzaak is de dochter van een overleden patiënte. De patiënte is in het ziekenhuis behandeld vanwege een vulvacarcinoom. Tijdens de behandeling van de patiënte hebben er in een ander ziekenhuis second opinions plaatsgevonden en vonden in weer een ander ziekenhuis een PA-revisie en een herbeoordeling van de radiologische onderzoeken plaats. De patiënte en de AVB-verzekeraar van het ziekenhuis sluiten een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van hun (civiele) geschil.

De klaagster stapt hierna naar de tuchtrechter en dient een klacht in tegen een gynaecoloog die lid is van de Raad van Bestuur. De klacht houdt onder meer in dat de gynaecoloog de communicatie heeft willen afschuiven op de klachtenfunctionaris, dat hij een zwijgcultuur heeft ingesteld en dat de schadebehandeling is getraineerd door zonder bericht met verlof te gaan. Ook zou de gynaecoloog ten onrechte hebben gesproken over ‘nuanceverschillen’ in een PA-revisierapport uit een ander ziekenhuis, aldus de klacht.

Het Centraal Tuchtcollege (CTG) acht de klacht, net als het Regionaal Tuchtcollege (RTG) ongegrond. De behandeling van de klacht vindt in drie stappen plaats.

Stap 1: Het is weliswaar juist dat de gynaecoloog niet bij de behandeling van de patiënte betrokken is geweest, maar heeft in zijn hoedanigheid als bestuurder wel met de klaagster gecorrespondeerd. De gynaecoloog heeft ter voorbereiding van deze correspondentie het dossier van de patiënte bestudeerd. Dit levert voldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg op. Op voorhand kan niet gezegd worden dat hier sprake is van een zodanige keuzevrijheid van de gynaecoloog als ziekenhuisbestuurder in de bedrijfsvoering, dat een inhoudelijke beoordeling van de klacht uitgesloten zou zijn.

Dan volgt stap 2: In een geval als dit waarin de gynaecoloog ter zake steeds is opgetreden als bestuurder, kan eerst sprake zijn van een tevens optreden in de hoedanigheid van arts indien hij zich in zijn optreden als bestuurder tevens heeft begeven op het terrein waarop hij ook de deskundigheid bezit waarvoor hij in het BIG -register is ingeschreven. Het niet adequaat optreden in de klachtafhandeling ligt in het algemeen ook op het terrein waarop de gynaecoloog de deskundigheid bezit waarvoor hij als arts in het BIG-register is ingeschreven.

En tenslotte volgt stap 3: Bij de inhoudelijke beoordeling overweegt het CTG dat de gynaecoloog op basis van ingewonnen advies mocht wijzen op kleine tegenstrijdigheden dan wel interpretatieverschillen tussen de aanvankelijke PA-verslagen en de revisie PA-verslagen. Ten aanzien van het verwijt van het in het leven roepen van een zwijgcultuur en het traineren van de schadebehandeling overweegt het CTG dat de hulp van een daartoe opgeleide klachtenfunctionaris kan bijdragen aan de behandeling van de klacht van een patiënt of nabestaande. Het staat een bestuurder van een zorginstelling dan ook vrij om deze hulp in te schakelen. Niet is gebleken dat de gynaecoloog de communicatie op de klachtenfunctionaris heeft willen afschuiven. De gynaecoloog heeft telkens op correcte manier gereageerd op de berichten van de klaagster. De gynaecoloog was ook niet verplicht om de klaagster op de hoogte te stellen van zijn verlof. Het enige weeffoutje bij de behandeling door het RTG (in eerste aanleg) is dat de zaak ten onrechte niet is verwezen naar een aangrenzend college, omdat de gynaecoloog zelf lid-beroepsgenoot is van het RTG dat de klacht heeft beoordeeld. Nadat partijen daartoe toestemming hebben gegeven doet het CTG de zaak zelf af en verklaart het de klacht in beroep ongegrond.

Deze uitspraak laat zien, dat een in het BIG-register ingeschreven zorgverlener die tevens lid is van de Raad van Bestuur van een ziekenhuis onderworpen kan zijn aan het wettelijk tuchtrecht. Voorwaarde daarbij is dat het handelen of nalaten van deze zorgverlener voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg (het zogenaamde weerslagscriterium) èn dat deze zich heeft begeven op het terrein waarop hij de deskundigheid bezit waarvoor hij in het BIG-register staat ingeschreven. In de praktijk betekent dit dat een zorgverlener die als bestuurder keuzes maakt ten aanzien van de bedrijfsvoering in de regel niet kan worden aangeklaagd. Maar als een bestuurder gebruik maakt van zijn kennis en kunde als zorgverlener en zich bemoeit met bijvoorbeeld de afhandeling van een klacht of een claim van een individuele patiënt kan daarover wèl worden geklaagd. Het is dan ook goed om na te gaan welke pet een zorgverlener op heeft bij het verrichten van taken als ziekenhuisbestuurder. Denken is in dat opzicht vaak de kortste bezigheid.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven