Home De toon en de muziek

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

De toon en de muziek

Hoe beoordeelt de tuchtrechter een bejegeningsklacht?

Een patiënte krijgt in een zorginstelling een behandeling die is gericht op het abstinent worden van alcohol en de daarmee gepaarde depressieve en fobische klachten (smetvrees). Een niet direct bij de behandeling betrokken psychiater wil de patiënte motiveren om een neuropsychologisch onderzoek te ondergaan om voor haar met goede argumenten een doorverwijzing te kunnen regelen. De patiënte weigert dit. Het is om die reden niet mogelijk een andere behandelplek te kunnen regelen met als gevolg dat de patiënte lang in de zorginstelling verblijft.
De patiënte klaagt bij het tuchtcollege en voert onder meer aan dat de psychiater zich onheus heeft gedragen door te zeggen ‘Ik plaats je wel in de (binnen-)tuin met een muts op je kop’. De psychiater zegt dat deze opmerking niet beledigend was bedoeld, maar dat de patiënte wat hem betreft koste wat het kost naar buiten zou gaan.

Het tuchtcollege merkt op dat verwijten omtrent de communicatie zich moeilijk laten beoordelen door derden die aan die communicatie niet hebben deelgenomen. De beleving daarvan berust immers voor een groot deel op de subjectieve interpretatie van degenen tussen wie de communicatie heeft plaatsgevonden. Hoewel het tuchtcollege zich kan voorstellen dat de woordkeuze van de psychiater respectloos is opgevat door de patiënte, vormt de opmerking geen reden voor een tuchtrechtelijk verwijt. De psychiater heeft met de opmerking zijn betrokkenheid bij de patiënte laten zien, ook op een moment dat de zorg niet onder zijn verantwoordelijkheid viel. De klacht is ongegrond.

Deze uitspraak laat zien, dat de vraag of een bejegeningsklacht terecht is zich moeilijk laat beantwoorden. Vaak hebben partijen een verschillende lezing van een gesprek of een uitlating. Een veel gebruikte overweging van de tuchtrechter in dat verband is, dat het woord van de klagende partij niet minder geloof verdient dan dat van de verwerende partij, maar dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. In deze zaak had de psychiater de gewraakte uitlating niet betwist. Dit verklaart waarschijnlijk dat de tuchtrechter de bejegeningsklacht plaatst in de sleutel van de subjectieve interpretatie door de gespreksdeelnemers. Hier wordt de opmerking van de psychiater beschouwd als een uiting van betrokkenheid en niet als een onheuse uitlating. Zorgverleners dienen er hoe dan ook op bedacht te zijn dat patiënten een goed geheugen kunnen hebben, ook wat betreft goedbedoelde grapjes of luchtige opmerkingen.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven