Home De vertegenwoordiger en (de afgifte van) het medisch dossier

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

De vertegenwoordiger en (de afgifte van) het medisch dossier

Hoe beoordeelt de tuchtrechter het verzoek om afgifte van een medisch dossier door een schriftelijk gemachtigde?

Een specialist ouderengeneeskunde (SO) is behandelaar van een ouderechtpaar dat in een zorginstelling verblijft. Hun zoon is eerste contactpersoon. De zoon vraagt om afgifte van het medisch dossier van zijn ouders.
De SO neemt vervolgens contact op met KNMG, overlegt met drie collega-artsen, laat zich adviseren door een advocaat en schakelt het management van de zorginstelling in, waarna afgifte van de dossiers wordt geweigerd.
Na diverse gesprekken en dreiging met een tuchtklacht, kan de zoon de dossiers toch bij de zorginstelling ophalen. Hij moet dan wel zijn identiteitsbewijs en een bewijs van vertegenwoordiging van zijn ouders meebrengen. Op het moment dat de zoon de dossiers komt ophalen heeft hij geen bewijs van vertegenwoordiging bij zich. Twee weken later, op de dag dat zijn moeder overlijdt, kan de zoon de dossiers van zijn ouders in ontvangst nemen.
De zoon dient een klacht in tegen de SO. Hij stelt dat de afgifte van de medische dossiers zonder deugdelijke reden is geweigerd en, nadat op de aanvankelijke weigering was teruggekomen, dat de dossiers te laat zijn verstrekt.

Het College overweegt dat een patiënt op grond van artikel 7:456 Burgerlijk Wetboek (BW) recht op afschrift van zijn medisch dossier heeft. Wanneer een meerderjarige patiënt niet in staat wordt geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dient de hulpverlener deze verplichting na te komen jegens (onder andere) de persoon die daartoe door de patiënt schriftelijk is gemachtigd (artikel 7:465 lid 3 BW). De zoon was in het levenstestament van zijn ouders gemachtigd om zijn ouders te vertegenwoordigen en om inzage te hebben in hun medische dossiers. De zoon is daarvoor aan de instelling geen verklaring verschuldigd.

Uit artikel 7:456 BW volgt voorts dat de hulpverlener desgevraagd zo spoedig mogelijk een afschrift van het medisch dossier verstrekt. In KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ is bepaald dat een afschrift tenminste binnen een maand na het verzoek moet worden verstrekt. In dit geval is deze termijn met drie weken overschreden. Dit is tuchtrechtelijk echter niet verwijtbaar, omdat de SO zich actief heeft laten informeren over de reikwijdte van haar beroepsgeheim en zij de zoon daarvan steeds op de hoogte heeft gehouden. De termijnoverschrijding is hier zo gering dat de SO hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht wordt als ongegrond afgewezen.

Uit deze uitspraak volgt, dat met verzoeken om het verstrekken van medische informatie van patiënten en hun vertegenwoordigers zorgvuldig moet worden omgegaan. Indien een patiënt niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, niet onder curatele staat of ten behoeve van hem niet het mentorschap is ingesteld, moet de arts de verplichting tot het verstrekken van medische gegevens nakomen ten opzichte van diens schriftelijk gemachtigde. De specialist ouderengeneeskunde in deze zaak deed er verstandig zich over deze (complexe) materie te laten adviseren. Als het advies in eerste instantie niet juist blijkt te zijn en het medisch dossier daardoor ten onrechte niet is afgegeven, wordt dat de arts niet altijd aangerekend als de aanvrager tussentijds steeds mondeling en schriftelijk wordt geïnformeerd over de interne beraadslagingen en de uitkomst daarvan. Hier geldt dat een terugtocht in stijl evenveel waard is als een dappere aanval.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven