De wind van voren voor huisarts bij bewindvoering.
Een huisarts – gespecialiseerd in het afgeven van verklaringen ten behoeve van het aanvragen van bewindvoering bij de rechtbank – stelt bij de klager in deze procedure een indicatie voor onderbewindstelling. De rechtbank spreekt de onderbewindstelling uit en benoemt de echtgenote van de klager tot bewindvoerder en mentor. Een klein jaar later wordt de echtgenote door de rechtbank uit beide functies ontslagen en wordt klagers vriendin tot mentor en een derde tot bewindvoerder benoemd.
Het blijkt dat de huisarts het onderzoek bij de klager heeft uitgevoerd op verzoek van de echtgenote, terwijl hij wist dat de klager al lang niet meer met haar samenwoonde en dat hij inmiddels al geruime tijd een affectieve relatie met een andere vrouw had.
De klager legt de rol van de huisarts rond de onderbewindstelling voor aan het Regionaal Tuchtcollege Groningen (RTG).
Het RTG stelt vast dat op het advieswerk dat de huisarts doet de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens van toepassing is. Verder wordt het advies/rapport van de huisarts getoetst aan het zogeheten rijtje van 5, de criteria waaraan volgens vaste jurisprudentie van de tuchtrechter een advies/rapport als het onderhavige moet voldoen (CTG 17 april 2018 ECLI:NL:TGZCTG:2018:101).
Het had op de weg van de huisarts gelegen om de klager toestemming voor het onderzoek te vragen, nu hij tot medewerking niet verplicht was. De huisarts is nu alleen afgegaan op de mededeling van de echtgenote dat de klager akkoord was. Het rapport is verder zeer summier. Een methode van onderzoek – zoals bijvoorbeeld de criteria van Appelbaum – noemt de huisarts niet. Er worden ook geen bronnen genoemd. De mondeling verkregen informatie van een verpleegkundige is niet in het rapport vermeld.
Het rapport stelt het college al met al niet in staat te toetsen of de huisarts in redelijkheid tot haar conclusies heeft kunnen komen.
Tot slot is de klager niet in de gelegenheid gesteld kennis te nemen, noch van het concept, noch van de definitieve versie van het rapport.
De klacht is gegrond. De klager bevond zich in een bijzonder kwetsbare en hulpeloze positie, waarin hij ineens werd geconfronteerd met een arts die zou gaan adviseren over zijn onderbewindstelling met benoeming van zijn echtgenote – met wie hij al lang niet meer samenwoonde – als opdrachtgeefster en beoogde bewindvoerder. Invoelbaar is dat dit voor de klager iets benauwends en kafkaësks moet hebben gehad.
Alhoewel de huisarts blijk geeft van zelfreflectie blijft zij van mening dat zij adequaat heeft gehandeld. De huisarts heeft echter geen acht geslagen op wezenlijke kwaliteitsnormen binnen de beroepsgroep. Het RTG acht alles overziende een berisping op zijn plaats.
Deze uitspraak illustreert nog eens, dat een goede arts niet ook per definitie een goede adviseur/rapporteur hoeft te zijn. Het adviseren in kwesties, zoals hier, over bewindvoering vereist kennis en kunde. Zo moet duidelijk zijn wie de opdrachtgever is en welk belang de opdrachtgever bij het onderzoek heeft. Ook moet degene op wie het verzoek betrekking heeft duidelijk worden geïnformeerd over de aard en het doel van het onderzoek en daarvoor toestemming geven. Het rapport zelf moet voldoen aan een aantal formele en materiële vereisten. De huisarts voerde in deze tuchtzaak als verweer dat er voor haar advisering geen specifieke normen bestaan, maar verloor volgens het RTG uit het oog dat er wel degelijk richtlijnen en normen zijn die op het advies/rapport van toepassing zijn en in acht moeten worden genomen. De les die uit deze uitspraak volgt is, dat aandacht voor kwaliteit beslist en zeker tot meer arbeidsvreugde leidt.