Een dokter met een off-day
Een patiënte vraagt haar MDL-arts of een geplande coloscopie kan worden uitgesteld omdat zij dit fysiek en mentaal niet aankan. De arts verwijt de patiënte manipulatief gedrag, zich aan te stellen en dreigt de behandelrelatie op te zeggen. Hieraan voegt de arts toe dat de patiënte twee masters en een gezin had kunnen hebben, meer ruggengraat moet hebben en in haar leven wel vaker met heftige gebeurtenissen te maken zal krijgen zoals een bevalling of het krijgen van een ernstige ziekte. Een dag later volgt er een gesprek waarin de arts geen excuses maakt, waarna de patiënt de behandelovereenkomst opzegt.
In een daaropvolgende procedure bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG) erkent de arts de klachten over de onheuse bejegening. Toen de arts vermoedde dat hij een burn-out had, is hij naar een psychiater gegaan en met succes begeleid en behandeld. De arts geeft aan zich een ander mens te voelen en heeft geleerd anders te communiceren. Het RTG oordeelt dat de arts in beide gesprekken wat betreft de bejegening van de patiënte ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het RTG verklaart de klacht mitsdien gegrond maar legt de arts geen maatregel op. De motivering daarvan is fraai en citeer ik:
‘Een adequate, respectvolle communicatie tussen arts en patiënt is een voorwaarde voor een succesvolle behandeling en uitvoering van de behandelovereenkomst. Van een medisch hulpverlener mag worden verwacht dat hij zodanige communicatievaardigheden heeft dat ook met een patiënt die meer dan gewoonlijk weerstand heeft tegen, en vragen stelt over de voorgestelde behandeling, zo wordt gecommuniceerd, dat frustratie van de behandelovereenkomst wordt voorkomen. Dwingend en op een wijze die als intimiderend kan worden ervaren, trachten een patiënt tot medewerking te brengen, kan ertoe leiden dat de vertrouwensband tussen arts en patiënt beschadigd wordt, met negatieve gevolgen voor – de voortgang van – het behandelresultaat. Dit is verweerder te verwijten.(…) In beginsel rechtvaardigt dit oordeel de maatregel van berisping. Het college zal echter volstaan met gegrondverklaring, zonder oplegging van enige maatregel. Het college realiseert zich dat de stap van berisping naar geen maatregel groot is. Naar het oordeel van het college heeft verweerder op overtuigende wijze inzicht gegeven in de veranderingen in zijn handelwijze als arts èn als persoon. De behandeling door de psycholoog en de psychiater, de begeleiding door een coach, hebben hem, naar de overtuiging van het college, wezenlijk veranderd. De verklaringen die hij daar ter zitting over heeft afgelegd, treffen het college als authentiek. Het gaat verder dan alleen verontschuldigingen voor een verkeerde uitlating, of spijt over de gevolgen bij klaagster door die uitlatingen. Verweerder is daadwerkelijk tot het inzicht gekomen dat zijn handelen onjuist was en heeft daarin daadwerkelijk verandering gebracht waardoor herhaling van zulk gedrag in de toekomst schier uitgesloten lijkt. Onder deze omstandigheden voegt, zo oordeelt het college, het opleggen van een maatregel geen waarde toe aan de gegrondverklaring van de klacht.’
In de literatuur wordt wel eens gezegd dat de aanleiding voor een klacht is gelegen in één van de volgende 4 elementen: hungry, late, angry and tired. Deze uitspraak laat treffend zien dat het tegen beter weten in betwisten van een klacht niet zinvol is en dat een zelfreflecterende reactie kan lonen. Doordat de arts hier een oprechte mea culpa laat zien, inzicht heeft gegeven in de oorzaak van het verweten handelen en tevens verbetermaatregelen heeft getroffen stelt die opstelling het RTG gerust en mild. De doelstelling van het tuchtrecht is immers het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de zorg en het beschermen van patiënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners. Als de tuchtrechter ervan overtuigd raakt dat met klacht en de reactie daarop aan deze doelstelling is voldaan, heeft het opleggen van een maatregel geen toegevoegde waarde. Tact bestaat er in te weten hoever men te ver mag gaan.