Een gebroken kies met pijnlijk afloop voor de tandarts
Een patiënte belt haar tandarts met een afgebroken kies. De tandarts is echter in het buitenland. De telefoniste zegt dat de patiënte die dag wel bij een ander terecht kan, maar zegt niet wat de functie van de behandelaar is. Dit blijkt een mondhygiëniste te zijn. De mondhygiëniste vervangt een oude amalgaan restauratie door een meervlakscomposietvulling. Nadat het de patiënte duidelijk is dat zij door een mondhygiëniste is behandeld stapt zij naar de tuchtrechter.
Het Regionaal Tuchtcollege vindt de klacht op alle onderdelen kennelijk ongegrond: de tandarts valt voor de gang van zaken geen persoonlijk verwijt te maken (zij verbleef in het buitenland), van een gebrekkige kantoororganisatie was geen sprake en de wijze van communicatie naar aanleiding van de klacht had wel iets sneller had gekund maar is niet ernstig genoeg is voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Het Centraal Tuchtcollege (CTG) denkt daar in beroep heel anders over. Het CTG refereert aan artikel 38 wet BIG (over Voorbehouden handelingen) en de Richtlijn opdrachtrelatie voorbehouden handelingen tandarts-mondhygiënist (Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten, NVM, 2009). In deze Richtlijn wordt onderscheid gemaakt tussen voorbehouden handelingen die de mondhygiënist functioneel zelfstandig kan uitvoeren en voorbehouden handeling die de mondhygiëniste niet functioneel zelfstandig mag uitvoeren. Het binnen de praktijk van de tandarts gehanteerde protocol maakt dit onderscheid niet. Volgens dat protocol zou een mondhygiënist elke voorbehouden handeling functioneel zelfstandig mogen uitvoeren. Dit is in strijd met de Richtlijn.
Het protocol behoort tot de praktijkorganisatie en van onjuistheden en/of onduidelijkheden daarin kan de tandarts een verwijt worden gemaakt, aldus het CTG. Bij het maken van de afspraak op de praktijk heeft de telefoniste de patiënte niet verteld dat zij een afspraak kreeg bij een mondhygiëniste. De patiënte wist niet dat zij behandeld werd door een mondhygiëniste, en heeft daarvoor dus ook geen toestemming gegeven. Het vervangen van de vulling is volgens de Richtlijn een voorbehouden handeling die de mondhygiëniste niet functioneel zelfstandig mag uitvoeren. Zij heeft deze handeling echter verricht zonder opdracht van en zonder toestemming van de tandarts. Dit blijkt in de praktijk van de tandarts een structurele gang van zaken te zijn. Het CTG acht de klacht in beroep alsnog gegrond. Gelet op de ernst van het verweten handelen krijgt de tandarts de maatregel van een berisping opgelegd.
Deze uitspraak laat zien, dat het van belang is om de verantwoordelijkheidsverdeling binnen een (tandarts-) praktijk goed te regelen. Welke behandelaar is bevoegd en bekwaam om (voorbehouden) handelingen te verrichten? Het is ook verstandig afspraken over bevoegdheidsverdeling in een protocol vast te leggen en uiteraard te zorgen dat dit in overeenstemming is met wet- en regelgeving. Een (tand-) arts is volgens de tuchtrechter aanspreekbaar op diens kantoororganisatie. Als een kantoor niet op orde is kan dat (zoals hier) leiden tot een (forse) maatregel. Even een tandje bijzetten en een protocol maken kan een pijnlijke confrontatie bij de tuchtrechter voorkomen.