Home Een (gouden) kroon op het werk van de tandarts

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Een (gouden) kroon op het werk van de tandarts

Een tandarts in opleiding tot kaakchirurg verwijdert bij een patiënt een kies met een gouden kroon. De patiënt stapt hierna naar de Zwolse tuchtrechter (RTG). Hij verwijt de tandarts dat hij misbruik heeft gemaakt van omstandigheden om toestemming te krijgen voor het afstaan van de gouden kroon en dat de tandarts zich de gouden kroon onrechtmatig heeft toegeëigend. De tandarts stelt in zijn verweer dat hij de patiënt heeft geattendeerd op het feit dat het geëxtraheerde element een gouden kroon bevatte en dat hij deze aan de patiënt heeft aangeboden. Uit de uitspraak kan worden opgemaakt dat de tandarts heeft aangevoerd dat hij de patiënt toestemming heeft gevraagd om de gouden kroon voor een goed doel te gebruiken.

Het RTG overweegt dat niet objectief kan worden vastgesteld dat de tandarts al of niet toestemming heeft gevraagd om de kroon aan een goed doel te besteden. Hier staat het woord van de patiënt tegenover dat van de tandarts. Dit betekent dat er onvoldoende feitelijke grondslag bestaat voor het vaststellen van een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging. De klacht kan om die reden niet gegrond worden verklaard. Waar de patiënt stelt dat er sowieso sprake is geweest van misbruik van omstandigheden ‘omdat je dit soort dingen niet van patiënten rond de ingreep zou mogen vragen’, overweegt het RTG als volgt. Het betreft hier een overzichtelijke vraag, die een patiënt normaliter in korte tijd kan overzien. Een toestemming of afwijzing is niet van invloed op de behandeling. Dat er sprake was van bijzondere omstandigheden, ongewone druk op de patiënt of van een bijzondere geestesgesteldheid van de patiënt is niet gebleken. Het dossier biedt bovendien geen aanknopingspunt om aan te nemen dat de tandarts wist of moest begrijpen dat de patiënt door enige bijzondere omstandigheid tot het doen van afstand van de kroon werd bewogen. Ook blijkt nergens uit dat de tandarts zicht de kroon persoonlijk heeft toegeëigend. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

In deze zaak werd de tandarts beticht van het zich onrechtmatig toe-eigenen van een verwijderde gouden kroon. Het RTG laat de tandarts hier enigszins met de schrik vrijkomen door aan te geven dat het niet kan vaststellen wie het gelijk aan zijn zijde heeft: de patiënt met de stelling dat hij geen toestemming heeft gegeven of de tandarts met de stelling dat toestemming is gevraagd en verkregen. Het was voor alle partijen verstandig geweest als de tandarts ook van die toestemming als onderdeel van het informed consent een expliciete aantekening in het medisch dossier had gemaakt. Dit voorkomt achteraf discussie over de feitelijke gang van zaken en biedt de tuchtrechter een handvat om de klacht meer adequaat te kunnen beoordelen. Ook al had de tandarts het nobele initiatief om de gouden kroon te gebruiken voor een goed doel, het voorkwam hier niet een klacht bij de tuchtrechter. Een goed geweten is echter een zacht oorkussen.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven