Veilig Thuis belt. Wat nu? Wat mag een zorgprofessional wel en niet?
Een psychotherapeut geeft een patiënt psychotherapie. Vanwege moeilijkheden in hun relatie start de psychotherapeut als regiebehandelaar ten behoeve van de patiënt en zijn echtgenote met relatietherapie. Naast dit regiebehandelaarschap blijft de psychotherapeut zijn patiënt ook individueel behandelen. Vanwege een ontstane crisis in de relatie die niet alleen leidt tot verbale, maar ook fysieke uitingen doet de echtgenote een melding bij Veilig Thuis (VT) en aangifte wegens mishandeling bij de politie. De psychotherapeut wordt uitgenodigd voor een gesprek met VT, eerst een keer alleen samen met zijn patiënt en daarna een keer met zijn patiënt en de echtgenote. In het kader van de aangifte legt de psychotherapeut twee keer een verklaring af bij de politie. Omdat de echtgenote ontevreden is over het handelen van de psychotherapeut richting de politie en VT, heeft hij in overleg met haar een correctieverslag opgesteld. Daarin zijn in hoofdzaak enkele data aangepast.
De echtgenote dient een klacht in bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG), die onder meer inhoudt dat de psychotherapeut zijn beroepsgeheim heeft geschonden door zonder haar toestemming een verklaring af te leggen bij de politie en bij VT.
Het RTG overweegt dat wat in deze zaak ‘klemt’ is dát de psychotherapeut verklaringen heeft afgelegd, waarin hij zich niet alleen over zijn patiënt maar ook over de echtgenote heeft uitgelaten. De psychotherapeut had dat laatste niet mogen doen zonder voorafgaande toestemming van de echtgenote. Door dit wel te doen, heeft de psychotherapeut zijn beroepsgeheim geschonden. Dat de psychotherapeut gevoelsmatig verkeerde in een ‘conflict van plichten’, omdat zijn patiënt volgens hem verkeerd door de echtgenote werd afgeschilderd, rechtvaardigt het handelen niet. Van een geobjectiveerd ‘conflict van plichten’ was geen sprake. De psychotherapeut heeft blijk gegeven van een verre gaande loyaliteit jegens zijn patiënt en is daardoor zijn beroepsgeheim en het belang van de echtgenote, met wie hij ook beroepsmatig te maken had, uit het oog verloren. De psychotherapeut heeft verklaard dat hij zich niet realiseerde dat hij in beginsel terughoudend dient te zijn als de politie hem onder verklaring vraagt. Hij meende dat hij aan het verzoek gevolg moest geven en heeft geen eigen afweging gemaakt. De klacht is gegrond.
Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het RTG dat een berisping in beginsel passend zou zijn omdat daarmee de ernst van de klacht tot uiting komt. Daar staat echter tegenover dat de psychotherapeut na het afleggen van een verklaring een correctieverslag heeft opgesteld en open stond voor de visie van de echtgenote. Voorts heeft de psychotherapeut zich toetsbaar opgesteld en aangegeven dat hij bij het volgende verzoeken om informatie/verklaringen eerst bij een collega te rade gaat en een eigen afweging zal maken. Hiermee heeft de psychotherapeut volgens het RTG uit deze casus voldoende lering getrokken zodat met een zakelijke terechtwijzing in de vorm van een waarschuwing kan worden volstaan.
Deze uitspraak is opmerkelijk, omdat het RTG de relatie tussen de psychotherapeut en de echtgenote niet expliciet kwalificeert als een behandelrelatie. De psychotherapeut was regiebehandelaar en dat veronderstelt toch een behandelrelatie? Het RTG zegt hier alleen dat de psychotherapeut ‘beroepsmatig’ met de echtgenote te maken had. Bij een behandelrelatie kan sprake zijn van schending van het beroepsgeheim. Wanneer er geen sprake is van een behandelrelatie zou misschien beter gesproken kunnen worden van schending van privacy. Volgens wet- en regelgeving heeft een zorgprofessional die met anderen (medische) informatie deelt, daarvoor in beginsel de toestemming van betrokkene nodig. Wordt informatie zonder toestemming gedeeld dan schendt de zorgprofessional ten opzichte van zijn patiënt het beroepsgeheim en ten opzichte van een derde de privacy.
Wanneer sprake is van een (vermoeden van) huiselijk geweld en de vraag speelt of het beroepsgeheim ten opzichte van een patiënt mag worden doorbroken, kunnen in de KNMG Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld 2018 handvatten worden gevonden hoe het beste te handelen. In de situatie dat een zorgprofessional door Veilig Thuis (VT) als informant wordt benaderd, geeft de meldcode het advies om alle informatie die hij tot zijn beschikking heeft die noodzakelijk is om huiselijk geweld te stoppen of om een redelijk vermoeden daarvan te laten onderzoeken te verstrekken. De meldcode gaat er van uit dat als VT een onderzoek heeft ingesteld er per definitie sprake is van een noodzaak om een redelijk vermoeden van huiselijk geweld te onderzoeken. Om die reden is er voor de zorgprofessional in zo’n geval minder afwegingsruimte dan bij een spontane melding. De meldcode verlangt dus van de zorgprofessional dat hij – als VT om informatie vraagt – de relevante informatie ook verstrekt. De zorgprofessional wordt alleen nog geacht om zelf af te wegen welke gegevens voor het onderzoek relevant kunnen zijn en welke niet. De zorgprofessional verstrekt de informatie bij voorkeur schriftelijk en met toestemming of medeweten van de betrokkene. Een melding bij VT wordt in de regel door of namens het slachtoffer gedaan. Wanneer er sprake is van volwassenengeweld en het slachtoffer weloverwogen en in vrijheid weigert om toestemming te geven voor informatieoverdracht, verstrekt de zorgprofessional alleen informatie in het geval van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.
De wet- en regelgeving, de daarop gebaseerde KNMG meldcode en alle andere regelingen en adviezen op dit terrein zijn – hoe goed bedoeld ook – wel heel erg uitvoerig en daardoor voor leken (en zelfs ook voor professionals) in de praktijk lastig te hanteren. Voordat contact met VT plaatsvindt, is het dan ook raadzaam om eerst goed na te gaan wat wel en niet in dit soort precaire situaties is toegestaan. Wijsheid is hier het vermogen om kennis te vergaren.