Een tattoo op het werk taboe?
Mag een werkgever een werknemer verbieden zijn tatoeages zichtbaar te tonen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden?
Een vervoersbedrijf hanteert voor haar werknemers die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar in het openbaar vervoer zijn (BOA-OV) een tatoeagebeleid. Dit beleid houdt kort gezegd in dat deze werknemers hun tatoeages tijdens de uitoefening van hun werk in uniform moeten bedekken. Dit geldt overigens ook voor piercings.
De werkgever had dit beleid in een brief aan zijn werknemers onder meer als volgt toegelicht. Een BOA-OV is belast met de opsporing van feiten in het domein van het openbaar vervoer en beschikt voor de uitoefening van zijn werkzaamheden ook over geweldsmiddelen, omdat hij bij het uitoefenen van zijn functie geconfronteerd kan worden met (dreiging van) geweld. De BOA kan dienst hebben ‘in uniform’ of ‘in burger’ en heeft dagelijks face-to-face-reizigerscontact bij het leveren van service aan de reizigers, het houden van toezicht en het handhaven van de veiligheid. Inmiddels weet iedereen dat BOA’s ook mensen mogen bekeuren. Bij een dienst in burgerkleding was het zichtbaar tonen van tatoeages wel toegestaan, omdat het bij de uitoefening van die functie juist de bedoeling is zo onopvallend mogelijk op te gaan in de reizende massa, aldus de werkgever.
De werkgever gaf aan van mening te zijn dat een BOA-OV, gelet op de hiervoor genoemde taken, in het contact met de reiziger een ‘een gezag uitstralende, neutrale en veilige houding’ diende aan te nemen. Om die reden diende een BOA-OV er bij de uitoefening van zijn functie in uniform voor te zorgen dat tatoeages of andere lichaamsversieringen, zoals piercings, niet zichtbaar waren voor de reizigers.
Eén van de werknemers kon zich niet verenigen met deze instructie en spande een procedure aan tegen de werkgever. De werknemer verzocht de kantonrechter te verklaren voor recht dat het gehanteerde tatoeagebeleid niet kon worden uitgevoerd wegens strijd met het instructierecht van de werkgever (art. 7:660 BW) en/of goed werkgeverschap en/of een inbreuk op (fundamentele) grondrechten.
De kantonrechter overwoog dat een werkgever in principe op grond van het instructierecht van artikel 7:660 BW het recht heeft te bepalen dat tatoeages bij een dienst in uniform bedekt moeten worden. Maar dit instructierecht kan wel begrensd worden wanneer het voorschrift in strijd is met goed werkgeverschap, de redelijkheid en billijkheid en/of fundamentele grondrechten van de werknemer.
Naar het oordeel van de kantonrechter werden deze grenzen met het door de werkgever gevoerde tatoeagebeleid niet overschreden. Met de werkgever was de kantonrechter van mening dat een BOA-OV een bijzondere positie heeft doordat hij beschikt over politiebevoegdheden en geweldsmiddelen. Dit vereist ook naar het oordeel van de kantonrechter een neutrale en professionele uitstraling. Voor de reiziger is vooral van belang dat hij een BOA ziet, waarvan hij weet dat die kan ingrijpen als het mis gaat in het openbaar vervoer. De ‘mens achter’ de BOA is voor de reiziger niet van belang, zo overwoog de kantonrechter. Een tatoeage laat echter de persoon achter de BOA-OV (in uniform) zien, nu een tatoeages immers is gebaseerd op persoonlijke voorkeur. Gelet op het doel van de instructie – het laten zien van de BOA-OV – was het naar het oordeel van de kantonrechter niet onredelijk dat de werkgever zijn werknemers vraagt hun tatoeages bij een dienst in uniform te bedekken. Daar komt bij, zo overwoog de kantonrechter, dat een tatoeage doorgaans kan worden bedekt met een lange mouw, een extra knoopje dicht of een pleister, zodat de vrijheid van een werknemer om een tatoeage te zetten en in zijn privé leven te tonen ook niet wezenlijk wordt aangetast.
De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af.
Gelet op de klimaatverandering toch maar even goed nadenken waar u een tattoo laat zetten. Mag een werkgever zijn werknemers overigens met de naderende herfst dan ook verplichten bij een vergadering op kantoor een mondkapje te dragen?