Het hemd is nader dan de rok
Uit de relatie van de klaagster in deze tuchtzaak met haar inmiddels ex-partner is een (minderjarige) dochter geboren. De aangeklaagde arts heeft een relatie gehad met een tante van de ex-partner. Uit deze relatie zijn eveneens kinderen geboren, die al meerderjarig zijn. De ex-partner van de klaagster is de oudste neef van de kinderen van de arts (volgt u het nog?).
De ex-partner zoekt hulp bij de arts bij de verwerking van de relatiebreuk met de klaagster. Op verzoek van de ex-partner treedt de arts als informant op in een door de Raad van de Kinderbescherming (RvdK) ingesteld onderzoek naar een gezag- en omgangsregeling met de minderjarige dochter. In een telefoongesprek met de RvdK geeft de arts te kennen dat ondanks het bestaan van een familiaire betrekking met de ex-partner hij niet twijfelt aan zijn professionaliteit. De arts verklaart dat de ex-partner weliswaar uit zijn slof kan schieten, maar dat het mishandelen van kinderen totaal niet in zijn aard ligt, dat de klaagster de ex-partner heeft gebruikt voor geld en als vader voor een kind en dat hij er zich niets bij kan voorstellen dat de ex-partner de minderjarige dochter mishandeld zou hebben.
De klaagster stapt naar het Regionaal Tuchtcollege (RTG) en stelt dat de arts tijdens het onderzoek van de RvdK als professioneel informant heeft verklaard, terwijl hij een langdurige relatie heeft gehad met de tante van de ex-partner.
Het RTG overweegt dat uit de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ volgt, dat bij gegevensverstrekking op verzoek van derden in algemene zin geldt dat de arts uitsluitend die informatie doorgeeft waar ook daadwerkelijk om is gevraagd en dat de arts zich beperkt tot feitelijke gegevens en bevindingen over de gezondheid van de patiënt. Daarnaast verloopt de communicatie zo mogelijk schriftelijk.
De arts heeft niet alleen uitlatingen gedaan over de ex-partner, maar ook over de klaagster terwijl zij geen patiënte van hem was en ook niet met haar in contact is getreden. De uitlatingen omrent de persoonlijkheid van de klaagster zijn alleen gebaseerd op informatie van de ex-partner en kunnen niet worden beschouwd als feitelijke gegevens of bevindingen omtrent de gezondheid van de patiënt. Door zulke vérgaande conclusies te trekken over de psychische gesteldheid van de klaagster zonder dat hij haar ooit heeft gesproken, heeft de arts een duidelijke grens overschreden. De arts heeft zich bovendien wat betreft de ex-partner niet beperkt tot feitelijke gegevens en bevindingen. De uitlatingen zijn gebaseerd op hetgeen hem bekend was uit hoofde van de bestaande familiebanden. Het gaat niet om gegevens die in een professionele setting ter kennis van de arts zijn gekomen. Tenslotte heeft de arts veronachtzaamd dat zijn opmerkingen als een geneeskundige verklaring zouden kunnen worden aangemerkt en dat op basis daarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat de klaagster daadwerkelijk een persoonlijkheidsstoornis heeft. Het heeft er alle schijn van dat de arts zich door de ex-partner heeft laten meeslepen en als gevolg daarvan niet zuiver is gebleven in zijn taakuitoefening.
De klacht wordt gegrond verklaard. Bij het bepalen van de zwaarte van de maatregel neemt het RTG in aanmerking dat de arts de basale uitgangspunten van zorgvuldig medisch handelen ernstig heeft geschonden en dat de kans op herhaling niet is uitgesloten. De arts wordt door het RTG berispt.
Deze uitspraak bevat een aantal interessante elementen. Allereerst mag een behandelend arts desgevraagd alleen met toestemming feitelijke informatie over de patiënt verstrekken, zonder daaraan een waardeoordeel te verbinden. Bij het verstrekken van informatie over een derde die geen patiënt is, moet uiterste terughoudendheid worden betracht. Er mag niet louter worden afgegaan op mededelingen van de eigen patiënt. Tenminste is vereist dat de arts deze derde zelf spreekt en/of onderzoekt en met diens toestemming informatie verstrekt. Als een arts (te) nauwe banden heeft met de eigen patiënt, begeeft deze zich al snel in de gevarenzone door op diens verzoek iets over een derde te zeggen. Het verrichten van deskundigenonderzoek, bijvoorbeeld in het kader van een gezag- en omgangsregeling, is voorbehouden aan een in alle opzichten onafhankelijke arts. Een behandelend arts is per definitie niet onafhankelijk en moet zijn vingers daar dan ook niet aan branden. De arts in deze kwestie heeft volgens het RTG zijn professionele opstelling laten beïnvloeden door familiebanden, waardoor de verstrekte informatie gekleurd was. Al met al heeft de arts zichzelf heeft overschat in het kunnen scheiden van professionaliteit en betrokkenheid bij het lot van één van zijn patiënten. Met zijn verklaring lijkt de arts dan ook het zwarte schaap van de familie te zijn geworden.