Home Ho is (niet) ho – ook in hoger beroep geen aansprakelijkheid voor handletsel veroorzaakt door een handheiblok

Ho is (niet) ho – ook in hoger beroep geen aansprakelijkheid voor handletsel veroorzaakt door een handheiblok

Om palen voor een boom in de grond te kunnen plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een zogeheten handheiblok. Helaas kan zo’n product ook letsel veroorzaken, zo blijkt uit de kwestie waar het Hof Arnhem-Leeuwarden zich recent over moest uitlaten.

Op 12 maart 2018 waren twee hoveniers gezamenlijk een boom aan het planten die met boompalen moesten worden ondersteund. Bij het plaatsen van die palen werd een handheiblok gebruikt. Hovenier 1 (in deze procedure appellant) zat daarbij op zijn knieën op de grond en hield de boompaal met beide handen vast. Hovenier 2 sloeg met behulp van het handheiblok de boompaal met herhaalde slagen de grond in.

Op enig moment constateerde hovenier 1 dat de boompaal goed stond, waarna hij tegen hovenier 2 “Ho maar” riep met de boodschap dat hovenier 2 kon stoppen met slaan. Hovenier 1 stond vervolgens op en legde daarbij zijn rechterhand bovenop de boompaal. Hovenier 2 was echter al bezig met het geven van een ‘volgende klap’, waarna het handheiblok op de rechterhand van hovenier 1 terecht is gekomen, met handletsel tot gevolg.

Hovenier 1 is van mening dat hovenier 2 hiermee onrechtmatig jegens hovenier 1 heeft gehandeld en verzocht de rechtbank in eerste aanleg dat voor recht te verklaren. Volgens hovenier 1 wist hovenier 2 dat hij het slaan met het handheiblok onmiddellijk moest staken nadat hij het stopteken had gegeven. Volgens de rechtbank is niet vast komen te staan dat hovenier 2 onrechtmatig heeft gehandeld, nu er voor hem onvoldoende tijd was om te anticiperen op de ontstane situatie.

Hovenier 1 is tegen dit oordeel in hoger beroep gegaan, maar tevergeefs. Het hof overweegt dat hovenier 2 onzorgvuldig zou hebben gehandeld, als hij voldoende tijd zou hebben gehad om een andere keuze te maken dan het handheiblok te laten vallen op de boompaal. Of hij voldoende tijd had, is afhankelijk van de mate waarin de beweging van het slaan met het handheiblok gevorderd was op het moment dat de stopinstructie werd gegeven.

Hovenier 1 dient nu te stellen, en bij betwisting te bewijzen, dat hovenier 2 de mogelijkheid had om de slagbeweging nog af te breken of naar een veiligere richting te veranderen op het moment dat hij de stopinstructie gaf. Naar het oordeel van het hof heeft hovenier 1 dat bewijs niet geleverd. Uit diverse verklaringen volgt namelijk dat hovenier 2 het handheiblok al de lucht in had gegooid, of boven het hoofd had toen de stopinstructie werd gegeven, zodat hij het handheiblok weer moest laten neerkomen. Het hof merkt daarbij nog op dat het (ook) niet onzorgvuldig is dat hovenier 2 het handheiblok niet ergens anders heeft laten neerkomen dan op de paal, mocht dat al mogelijk zijn geweest. Immers, op dat moment zou het – zware en ijzeren voorwerp – mogelijk op een ander deel van het lichaam van hovenier 1 zijn terechtgekomen, aldus het hof.

Net als de rechtbank komt het hof tot het oordeel dat hovenier 2 niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven