17.10.2017
Huisarts vroeg uit de veren: voor het ochtendspreekuur al kennisnemen van HAP-berichten
Een huisarts wordt door een patiƫnte het voeren van onvoldoende regie bij (acute) buikpijnklachten verweten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht van patiƫnte ongegrond. In tweede aanleg verklaart het Centraal Tuchtcollege de klacht wel gegrond en wordt aan de huisarts een waarschuwing opgelegd.
Patiënte nam vanwege buikklachten, misselijkheid en braken ‘s nachts contact op met de huisartsenpost (HAP). Om 6:00 uur is patiënte gezien door de dienstdoende huisarts van de HAP, die een waarneembericht opstelde waarin hij onder Evaluatie ‘beginnende ileus’ (darmafsluiting) noteerde. De dienstdoende huisarts adviseerde patiënte ‘straks’ de eigen huisarts te bellen.
Om 8:15 uur nam patiënte telefonisch contact op met de huisartsenpraktijk, waarop de assistente aansluitend op het ochtendspreekuur een visite inplande. Nadat patiënte die ochtend nog tweemaal de praktijk had gebeld, nam de huisarts rond 10:30 uur kennis van het waarneembericht van de HAP en belde zij patiënte. Twee uur later ging de huisarts bij patiënte langs. Op basis van de anamnese en het lichamelijk onderzoek was volgens de huisarts geen sprake van een acuut ileus beeld.
Patiënte belde diezelfde dag nog tweemaal naar de praktijk in verband met aanhoudende klachten. De huisarts belde patiënte –na advies van een arts-assistent chirurgie in het ziekenhuis te hebben ingewonnen- terug en sprak af dat patiënte met de ambulance naar het ziekenhuis zou worden gebracht. In het ziekenhuis werd een darmischemie (periode van zuurstoftekort in de darm) geconstateerd. Patiënte is diezelfde avond nog geopereerd, waarbij een deel van de dunne darm werd verwijderd.
Patiënte hield het contact met de huisarts vervolgens af, maar diende wel een tuchtklacht in waarbij patiënte de huisarts onder meer verweet haar situatie ernstig te hebben onderschat als gevolg waarvan zij onnodig en ondraaglijk heeft geleden en onherstelbare gezondheidsschade heeft opgelopen.
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTC) is van oordeel dat de huisarts als redelijk bekwaam huisarts heeft gehandeld. Het RTC merkt op dat het in bepaalde gevallen wenselijk kan zijn dat een huisarts zelf contact opneemt met een patiënt die buiten praktijkuren is gezien op de HAP. Daarvoor is het –volgens het RTC- wel noodzakelijk dat een huisarts voorafgaand aan het ochtendspreekuur kennisneemt van eventueel binnengekomen verslaglegging van de HAP.
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gaat hierin mee en oordeelt dat de organisatie van de huisartsenpraktijk zodanig had moeten zijn dat de huisarts voor aanvang van haar spreekuur op de hoogte had moeten komen van de door de HAP gestelde mogelijke diagnose van beginnende ileus. De huisarts had hierin aanleiding moeten zien om voorafgaand aan het ochtendspreekuur zelf contact met patiënte op te nemen of ervoor te zorgen dat de urgentie van de situatie van patiënte middels een deugdelijke triage werd bepaald. Dat een en ander niet (voldoende) is gebeurd, is volgens het CTC onzorgvuldig te noemen; de huisarts krijgt een waarschuwing opgelegd.
De les die uit deze uitspraak volgt is dat huisartsen dienen te waarborgen dat de praktijk dusdanig georganiseerd is dat zij voor aanvang van het ochtendspreekuur op de hoogte zijn van HAP-berichten die aanleiding kunnen geven om, eveneens voorafgaand aan het ochtendspreekuur, contact op te nemen met een patiënt. Huisartsen, (nog) vroeger uit de veren dus.