Home Intellectueel wist ik het wel, maar emotioneel niet

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Intellectueel wist ik het wel, maar emotioneel niet

Een gz-psychologe meldt haar leidinggevende dat zij verliefde gevoelens heeft gehad voor een mannelijke cliënt van 18 jaar, die zij behandelde. De cliënt was vijf keer bij haar thuis geweest. De vijfde keer hebben zij gezoend. De behandelrelatie is na de melding per direct beëindigd. De psycholoog is op non-actief gesteld en de arbeidsovereenkomst is geëindigd met een vaststellingsovereenkomst. Er is ook een melding gedaan bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), waarna een intern onderzoek heeft plaatsgevonden. De Raad van Bestuur van de (voormalig) werkgever van de psychologe dient een klacht in bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG).

Het RTG stelt vast dat de psychologe haar professionele grenzen heeft overschreden door tijdens de behandelrelatie een persoonlijke relatie met een mannelijke cliënt aan te gaan. Deze relatie is uitgemond in een grensoverschrijdende relatie zonder daarbij de noodzakelijke afkoelingsperiode in acht te nemen. Verder heeft de psychologe zich tijdens de periode van verliefdheid onvoldoende transparant en toetsbaar opgesteld.

De psychologe erkent dat zij grensoverschrijdend heeft gehandeld en dat zij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend gz-psycholoog verwacht mag worden. De psychologe geeft aan dat zij is overvallen door haar verliefde gevoelens en dat zij haar professionele distantie uit het oog heeft verloren. De psychologe betreurt dit in ernstige mate en legt zich neer bij een eventuele maatregel.

Het RTG overweegt dat de verweten gedragingen als uitgangspunt een zware maatregel rechtvaardigen, waarbij een voorwaardelijke schorsing voor de hand ligt. Bij het opleggen van een passende maatregel moeten echter alle omstandigheden mee- wegen. Zo speelt hier mee in hoeverre de psychologe inzicht heeft getoond in haar handelen en hoe groot het risico op herhaling is. De psychologe heeft volmondig erkend dat zij fout heeft gehandeld en dat de verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen volledig bij haar ligt. Daarnaast heeft de psychologe meerdere stappen gezet (waaronder therapie) die blijk geven van reflecterend vermogen en de wil om zich verder te blijven ontwikkelen. De psychologe heeft ter zitting inzicht getoond in het foutieve van haar handelen en daarin een oprechte indruk gemaakt. De psychologe is ook niet eerder in aanraking geweest met de tuchtrechter en ambieert werken in de GGZ op dit moment niet. Het risico op herhaling wordt zeer gering geacht. Het RTG legt de psychologe de maatregel van berisping op.

Deze uitspraak staat niet op zichzelf. In 2021 alleen al zijn 24 gepubliceerde uitspraken van tuchtcolleges te vinden met als onderwerp ‘Grensoverschrijdend gedrag’. De klacht werd in deze zaak ingediend door de (voormalige) werkgever van de psychologe. Alhoewel dit (volgens art. 65 lid 1 aanhef en onder c wet BIG) is toegestaan, komt dit in de praktijk zelden voor. De vraag die zich opdringt is, wat de voor een werkgever toegevoegde waarde van een klacht bij de tuchtrechter is na een eerdere op non-actiefstelling, beëindiging van de arbeidsovereenkomst en een melding bij de IGJ. Zoals het RTG overweegt worden in zaken van grensoverschrijdend gedrag in de regel zware -bevoegdheidsbeperkende – maatregelen opgelegd. De maximale mea culpa die de psychologe in deze zaak overtuigend heeft laten zien heeft voor haar een voor dit soort zaken relatief milde maatregel tot gevolg. Dit laat echter onverlet dat, zoals ook in de brochure ‘Het mag niet, het mag nooit’ van de IGJ valt te lezen, grensoverschrijdend gedrag tussen een zorgverlener en een cliënt(e) echt niet kan. Het advies is dan ook om, voor zover van toepassing, de broek omhoog en de rok omlaag te houden.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven