Home Inzage medisch dossier na overlijden van patiënt?: pffff!

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Inzage medisch dossier na overlijden van patiënt?: pffff!

Hoe is het inzagerecht na het overlijden van een patiënt geregeld?

Een meerderjarige patiënt wordt bij een praktijk voor Basis GGZ en Specialistische GGZ, waar een GZ-psycholoog werkzaam is, aangemeld. Na de intake en enkele gesprekken met de psycholoog en een van zijn collega’s komt de patiënt door suïcide te overlijden. De vader van de patiënt dient een klacht in tegen de psycholoog. Voor deze blog zijn van belang de klachtonderdelen die betrekking hebben op de behandeling van de patiënt en het inzagerecht van nabestaanden.

Het RTG overweegt dat de vraag of de psycholoog de hulpvraag van de patiënt juist heeft beantwoord, niet kan worden behandeld zonder inzage in het patiëntendossier:

‘Daarin zal immers staan wat de inhoud van de verwijsbrief van de huisarts was, wat de aanmeldklachten waren, welke diagnose de psycholoog heeft gesteld en welke therapie hij heeft ingezet. De psycholoog heeft zich op het standpunt gesteld dat hij vanwege zijn beroepsgeheim zonder toestemming van de zoon deze stukken niet over mag leggen. Hij heeft ook geen gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid (artikel 67 lid 3 Wet BIG) om, ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden, het inzagerecht van klager te beperken. Het college kan verweerder niet dwingen om op deze of andere wijze het dossier in het geding te brengen. Klager op zijn beurt heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 7:458b BW biedt – en waar hij in het vooronderzoek expliciet op is gewezen – om inzage in het dossier door een onafhankelijke arts te bewerkstelligen. Klager heeft ter zitting bevestigd dat hij deze mogelijkheid niet wil gebruiken, mede omdat hij het dossier niet nodig heeft om de klachten te motiveren. Het college kan klager niet dwingen om deze weg te bewandelen. Met behulp van het dossier had klager wellicht zijn klacht op dit onderdeel beter kunnen onderbouwen. Het feit dat deze onderbouwing thans niet mogelijk is dient echter, gelet op de hiervoor genoemde processuele impasse, voor rekening van klager te komen.’

Verder geldt, aldus het RTG, als hoofdregel dat na de dood van de patiënt geen inzage in diens dossier aan nabestaanden wordt verleend. Op deze hoofdregel bestaan uitzonderingen, zoals een zwaarwegend belang:

‘Voor een geslaagd beroep hierop moet iemand aannemelijk maken dat zijn persoonlijke belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang. Klager heeft gesteld dat zijn persoonlijk zwaarwegend belang rouwverwerking is en eventueel het herstellen van het vertrouwen in ggz-psychologen in het algemeen.’

Hoewel het college er begrip voor heeft dat de rouwverwerking voor klager een belangrijke beweegreden is, kan dit of een (ander) emotioneel belang niet zonder meer als zwaarwegend worden aangemerkt. Inzage in het dossier is niet noodzakelijk voor de behartiging van dat persoonlijke belang.’

Het feit dat er sprake is van suïcide kan volgens het RTG niet zonder meer tot de conclusie leiden dat betere psychologische hulp de suïcide had kunnen voorkomen.

Dit alles betekent dat de vader zich er bij het RTG niet over kan beklagen dat hij geen inzage krijgt in het medisch dossier van zijn overleden zoon.

Overigens kreeg de GZ-psycholoog van het RTG een berisping opgelegd, omdat het geven van nazorg aan de nabestaanden fors onder de maat was gebleven en daarbij niet de Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag (2012) in acht was genomen.

Deze uitspraak bevestigt, dat het inzagerecht van nabestaanden in het medisch dossier van een overledene complex is. Hoofregel is en blijft dat het beroepsgeheim over het graf heen strekt. Het overlijden van een patiënt betekent dus dat het beroepsgeheim ten opzichte van derden – ook al is dit (naaste) familie – onverkort blijft gelden. Op de vraag hoe in een concreet geval te handelen kan steun worden gevonden in de KNMG Richtlijn Omgaan met medische gegevens, de KNMG Handreiking Inzage in medisch dossiers door nabestaanden en artikel 7:458a Burgerlijk Wetboek. Er zijn grofweg vier uitzonderingssituaties, waarin nabestaanden aanspraak kunnen maken op inzage: a) de patiënt heeft tijdens leven toestemming gegeven, b) de nabestaande heeft een mededeling van een incident op grond van de Wet kwaliteit, klachten, en geschillen zorg (Wkkgz) ontvangen, c) er is sprake van een zwaarwegend belang en d) het verzoek wordt gedaan door de ouders of voogd van een overleden kind dat jonger is dan 16 jaar. In de richtlijn en handreiking van de KNMG zijn vele praktijkvoorbeelden gegeven aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of inzage kan en mag worden verleend. Van een zorgverlener wordt daarbij verwacht dat deze de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht neemt. Dit wil zeggen dat niet meer gegevens mogen worden verstrekt dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor de gegevens worden opgevraagd. Spreken is zilver, maar zwijgen is ook niet alles.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven