Keurling niet gezien en toch rapporteren?
Tijdens een masteropleiding Biomedische Wetenschappen valt een volwassen man (betrokkene) uit vanwege psychische problematiek. De moeder, tevens mentor van betrokkene, vraagt bij het UWV een Wajong-uitkering aan. De betrokkene wordt eerst gezien door een arbeidsdeskundige. Die concludeert dat betrokkene op dat moment geen arbeidsvermogen heeft maar dat hij zich wel kan ontwikkelen. Hierna doet de verzekeringsarts een sociaal medische beoordeling. De conclusie daarvan is dat betrokkene op dat moment geen arbeidsvermogen heeft, maar dat het ontbreken van arbeidsvermogen (nog) niet duurzaam is. Het UWV wijst de aanvraag om de uitkering af. Het bezwaar tegen deze afwijzing wordt ongegrond verklaard.
De moeder dient een klacht in tegen de verzekeringsarts en stelt dat zij bij haar onderzoek geen contact met betrokkene heeft gehad en dat sprake is van een onjuist rapport.
Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) overweegt dat een Wajong-uitkering alleen nog wordt toegekend aan personen bij wie het ontwikkelen van arbeidsvermogen medisch is uitgesloten. Van arbeidsvermogen is ook sprake als iemand alleen met begeleiding of ondersteuning kan werken. Alleen als uitgesloten is dat iemand ook in de toekomst kan werken, kan diegene in aanmerking komen voor een uitkering. De prognose van de beperking is dus belangrijk voor het al dan niet toekennen van een Wajong-uitkering.
Het behoort volgens het RTG tot de eigen professionele verantwoordelijkheid van de verzekeringsarts om af te wegen of persoonlijk contact noodzakelijk is voor het beoordelen van het arbeidsvermogen, of dat een aanvraag op de stukken kan worden afgedaan. De verzekeringsarts heeft in deze zaak toegelicht dat zij geen persoonlijk contact met betrokkene heeft gehad omdat zij verwacht dat dit voor hem te belastend zou zijn. In dit geval beschikte de verzekeringsarts over voldoende informatie, die was verzameld door de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige had ook contact gehad met de moeder/mentor en met de vader van betrokkene. De verzekeringsarts heeft zelf dossieronderzoek gedaan en persoonlijk contact gehad met de vader van betrokkene. Gelet hierop en gegeven de persoonlijke problematiek van betrokkene, kan het RTG begrijpen dat de verzekeringsarts de afweging heeft gemaakt hem niet te belasten met een persoonlijk contact. Voor een adequate beoordeling was het ook niet nodig om aanvullende medische informatie op te vragen. Op basis van de informatie waarover de verzekeringsarts beschikte kon zij de conclusie trekken dat de ingezette behandelingen zouden kunnen leiden tot verbetering van het arbeidsvermogen van betrokkene en dat zij daarom geen andere conclusie kon trekken dan dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was. De klacht wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.
Deze uitspraak laat zien, dat het niet per definitie noodzakelijk is dat een verzekeringsarts ten behoeve van het opstellen van een sociaal medische beoordeling de betrokkene zelf hoeft te zien en te spreken. Het laten daarvan dient dan wel gemotiveerd te worden. Indien er voldoende (medische en sociale) informatie beschikbaar is, een onderzoek voor de betrokkene te belastend is en contact met familieleden plaatsvindt op basis waarvan begrijpelijke en verantwoorde conclusies kunnen worden getrokken, kan een persoonlijk contact achterwege blijven. Het is soms beter enkele vragen te kennen dan alle antwoorden.