Home Kunnen adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) tuchtrechtelijk worden getoetst?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Kunnen adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) tuchtrechtelijk worden getoetst?

De klager in deze procedure dient een klacht in tegen een internist, werkzaam als directeur voor het Centrum voor Infectieziektenbestrijding (CIb) van het RIVM. De klacht gaat over het handelen van de internist in zijn functie van directeur van het CIb en zijn rol van voorzitter van het Outbreak Management Team (OMT). Klager stelt dat de internist ten onrechte niet heeft geadviseerd de lockdown op te heffen, toen duidelijk werd dat door de lockdown meer levensjaren verloren gaan dan er gewonnen worden. Klager stelt dat de klacht wordt ingediend namens ‘alle slachtoffers van Nederland qua gezondheid, levensverwachting en financiële schade’.

De Voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege (RTG) verklaart de klager in zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk, omdat hij niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt (art. 65 lid 1 onder a wet BIG).

In beroep laat het Centraal Tuchtcollege (CTG) de vraag of de klager rechtstreeks belanghebbende is in het midden en verwerpt het beroep op andere gronden. Tussen de internist en de klager was/is geen sprake van een individuele arts-/patiëntrelatie, waardoor de zogeheten eerste tuchtnorm (artikel 47, eerste lid, onder a wet BIG) niet van toepassing is. De vraag is, of het handelen van de internist valt onder de tweede tuchtnorm (artikel 47, eerste lid, onder b wet BIG: ‘enig ander […] handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt’). Daarvoor is vereist dat de verweten gedraging voldoende weerslag moet hebben op de individuele gezondheidszorg. De door het OMT uitgebrachte adviezen hebben betrekking op de publieke gezondheidszorg en gaan over gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit. De adviezen van het OMT hebben geen betrekking op een specifiek persoon en de bevordering of bewaking van diens gezondheid. Dit betekent dat niet wordt voldaan aan het ‘weerslagcriterium’. De klacht valt daarmee niet onder de reikwijdte van het tuchtrecht. De klager is dan ook (zij het op andere gronden) terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep wordt door het CTG verworpen.

Deze uitspraak laat zien, dat het wettelijk tuchtrecht zoals vervat in de wet BIG betrekking heeft op de individuele gezondheidszorg. In het merendeel van de gevallen hebben klachten betrekking op gebeurtenissen die voortvloeien uit een individuele arts-/patiëntenrelatie (de zogeheten eerste tuchtnorm). De tweede tuchtnorm is meer geënt op het algemeen belang.

Met de wijziging van het tuchtrecht per 1 april 2019 is deze tweede norm overigens aangepast, waarmee het toepassingsbereik van de tuchtrechtspraak is verruimd. Concreet betekent dit dat ook gedragingen van een zorgverlener in de privésfeer (zowel in Nederland als daarbuiten) tuchtrechtelijk getoetst kunnen worden. Voorwaarde daarvoor is wel dat tussen die gedragingen en de beroepsuitoefening voldoende verband bestaat en in het licht van de beroepsuitoefening ongeoorloofd zijn. Bij de beantwoording van de vraag of de tweede toetsnorm van toepassing is, hanteert de tuchtrechter volgens vaste jurisprudentie het criterium of gedragingen waarover wordt geklaagd voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg. Onder dit laatste moet worden verstaan: zorg die rechtstreeks betrekking heeft op een persoon en ertoe strekt diens gezondheid te bevorderen of te bewaken. Adviezen die betrekking hebben op de publieke gezondheidszorg vallen niet onder het wettelijk tuchtrecht en daarover kan dus niet bij de tuchtrechter worden geklaagd. Ook niet via de band van een BIG-geregistreerd arts die lid is van het OMT.

OMT: waag het daarom extra wijs te zijn!

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven