Lapsus Calami!* of: over het correctierecht in strafzaken
Een psychiater brengt op verzoek van de Dienst Justitiƫle Inrichtingen (DJI) een Pro Justitia rapport uit over de klager in deze procedure. De klager is wegens een zedendelict door de strafrechter veroordeeld tot gevangenisstraf en heeft ook TBS gekregen. De klager krijgt het concept-rapport ter inzage met het verzoek dit op feitelijke onjuistheden door te nemen. De klager geeft telefonisch wijzigingen door die direct digitaal worden verwerkt, waarna de psychiater zijn definitieve rapport bij DJI indient.
De klager dient een klacht in en stelt dat de psychiater weigert feitelijke onjuistheden in het rapport te corrigeren.
Het tuchtcollege (RTG) beoordeelt of de psychiater op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan het correctierecht. Op grond van de wet – thans artikel 16 Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), voorheen artikel 36 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) – en conform de Richtlijn psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken (2013), heeft de klager recht op inzage en correctie van het conceptrapport. Dit correctierecht houdt in dat klager feitelijke onjuistheden in de van hem persoonlijk afkomstige gegevens mag corrigeren. Het recht om te corrigeren betekent niet dat als de klager het niet eens is met het oordeel of het advies van de psychiater hij aanspraak kan maken op wijziging daarvan. Ook ziet het correctierecht niet op in het rapport opgenomen informatie die afkomstig is van derden.
De psychiater heeft de klager binnen redelijke termijn in de gelegenheid gesteld zijn correctierecht uit te oefenen en heeft ook op de juiste wijze daaraan uitvoering gegeven. Voor zover de klager nu nog een aantal andere feitelijke onjuistheden in het rapport heeft gemeld, is hij daarmee te laat. De klager had voldoende tijd om het rapport goed door te nemen en eventuele feitelijke onjuistheden door te geven. Hierbij heeft de psychiater aangegeven dat hij na indiening van het definitieve rapport ook geen correcties meer kan aanbrengen.
Het RTG geeft als tip mee dat het de voorkeur verdient dat uit het rapport duidelijk blijkt welke wijzingen zijn gemeld en verwerkt. Dat kan door gebruik te maken van voetnoten. Verder kan de onderzochte worden gevraagd eventuele onjuistheden op papier te zetten. Dit kan de rapporteur dan als bijlage bij het rapport voegen, zodat ook in dat geval duidelijk is welke onjuistheden zijn gemeld. Het RTG wijst de klacht al met al af.
Bij het verrichten van expertises is het van belang onderscheid te maken in enerzijds het inzage- en correctierecht en anderzijds het blokkeringsrecht. In strafzaken is het blokkeringsrecht zoals neergelegd in de Wgbo (art. 7:464 lid 2 BW) niet van toepassing. Ook is de rapporteur op grond van het Wetboek van Strafvordering gehouden het rapport aan de opdrachtgever uit te brengen.
Wel is in strafzaken van toepassing het inzage- en correctierecht. Dit betekent dat de onderzochte a) het rapport mag inzien voordat het wordt toegezonden aan de opdrachtgever en b) de mogelijkheid moet krijgen om feitelijke onjuistheden te corrigeren. Hierbij moet worden gedacht aan evidente zaken als een verkeerd genoteerde geboortedatum of een verkeerd gespelde naam. Het gaat dus om Lapsus Calami* (=schrijffouten) en niet om het gegeven oordeel. Dat is nu juist voorbehouden aan de deskundige.