Niet elk foutje is fout
Een patiënt bezoekt een MDL-arts in (het laatste jaar van zijn) opleiding in verband met klachten rondom de ontlasting. De arts doet een coloscopie en schrijft medicatie voor, waarna er sprake is van een wisselend klachtenbeeld. De patiënt laat weten niet tevreden te zijn over de behandeling, waarna deze wordt overgedragen aan een andere MDL-arts.
De patiënt stapt naar het Regionaal Tuchtcollege (RTG) en verwijt de arts dat hij hem en zijn huisarts de ernst van de aandoening had moeten mededelen en had moeten wijzen op het alternatief van biologicals.
In zijn reactie op de klacht erkent de arts dat hij per abuis de huisarts niet heeft geïnformeerd. Dat is volgens het RTG slordig maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, nu niet gebleken is dat de huisarts bij de behandeling van deze ziekte van de patiënt een rol heeft gespeeld. De patiënt is voor zijn aandoening steeds bij de arts onder behandeling gebleven en heeft zich bij klachten telkens rechtstreeks, zonder tussenkomst van de huisarts, tot het ziekenhuis gewend. Bovendien heeft de arts te kennen gegeven dat hij zich er rekenschap van heeft gegeven dat hij hierin nalatig is geweest en heeft hij zijn werkzaamheden zodanig aangepast dat een bericht aan de huisarts voortaan niet meer vergeten kan worden.
Wat betreft de behandeling zelf hanteert het RTG als norm de redelijk bekwame en redelijk handelende MDL-arts. Hierbij wordt rekening gehouden met de wetenschappelijke inzichten op het moment van de zorgverlening en de op dat moment geldende beroepsnormen. Een behandeling met biologicals was in de periode waarin de arts de behandelaar van de patiënt was nog niet aan de orde. De door de arts gegeven behandeling was heel gebruikelijk en ook in overeenstemming met de Richtlijn IBD bij volwassenen (Inflammatory Bowel Disease; ON), die nog steeds actueel is en in zijn algemeenheid door Nederlandse MDL-artsen wordt gevolgd.
De klacht wordt door het RTG ongegrond verklaard.
Deze uitspraak laat zien, dat er in de zorg ook af en toe iets niet helemaal goed gaat zonder dat dit direct tuchtrechtelijke consequenties behoeft te hebben. Hier had de arts verzuimd de huisarts over zijn bevindingen en het beleid te informeren. Het RTG noemt dat ‘slordig’ maar vindt dat tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. Bij deze beoordeling zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld dat de arts zich in de procedure reflectief heeft opgesteld en voor de toekomst wat betreft zijn administratie beterschap heeft beloofd. Met de kennis achteraf toonde de arts zich hier een beterschapper.