Home Onbevoegd inloggen in patiëntendossier is ernstig verwijtbaar

KBS

Onbevoegd inloggen in patiëntendossier is ernstig verwijtbaar

Een werkneemster, werkzaam als verzorgende-IG bij een GGZ-instelling (hierna: de werkgever), heeft vermoedelijk een aantal keer onbevoegd inzage gehad in patiëntendossiers.

De werkgever heeft de werkneemster tijdens een gesprek geconfronteerd met het sterke vermoeden dat zij inzage heeft gehad in het dossier van een cliënt die niet in haar verantwoordelijkheidsgebied valt. Hierop heeft de werkneemster erkend dat zij wel eens in de dossiers van haar broer en schoonzus heeft gekeken. De werkneemster is in verband hiermee op non-actief gesteld.

De werkgever heeft vervolgens de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen wegens inzage in het dossier van een bepaalde patiënt en in die van haar broer en schoonzus. Daarnaast heeft de werkgever een verklaring voor recht gevraagd dat zij geen transitievergoeding verschuldigd is, omdat het handelen van de werkneemster als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt.

De kantonrechter overweegt dat de werkneemster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, doordat er meerdere keren via haar account bij de GGZ-instelling een dossier van een bepaalde cliënt en dossiers van haar broer en schoonzus door haar zijn ingezien. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst en verklaart voor recht dat de werkneemster geen transitievergoeding toekomt.

De werkneemster gaat in hoger beroep. In hoger beroep stelt zij (onder meer) dat de werkgever de regels, protocollen en dergelijke omtrent het werken met het Elektronisch Patiënten Dossier (‘EPD’) binnen haar organisatie beter kenbaar had moeten maken. Daarnaast stelt de werkneemster zich op het standpunt dat zij zich niet voldoende heeft kunnen verweren op het verwijt van de werkgever dat zij ook inzage heeft gehad in het patiëntendossier van een niet nader genoemde “bepaalde patiënt.”

Het Hof overweegt anders dan de kantonrechter dat de feiten die samenhangen met deze “bepaalde patiënt” bij de beoordeling van de zaak buiten beschouwing moeten blijven. Het Hof onderkent dat de werkgever een afweging heeft moeten maken bij de vraag of zij de naam van deze patiënt in de (aanloop naar deze) procedure bekend zou maken. Het is volgens het Hof ook te billijken dat de werkgever ervoor heeft gekozen de privacy van deze patiënt te waarborgen. Gevolg daarvan is echter wel dat het voor werkneemster moeilijker is geworden om zich tegen deze verwijten te verdedigen. Dat betekent dan ook, aldus het Hof, dat deze aan de werkneemster gemaakte verwijten in rechte onvoldoende zijn komen vast te staan. Voorgaande laat volgens het Hof onverlet de (door de werkneemster erkende) feiten met betrekking tot haar inzage in de patiëntendossiers van haar broer en schoonzus. Het Hof overweegt dat dit ernstig verwijtbaar is en bekrachtigt (voor het overige) de uitspraak van de kantonrechter.

Uit deze uitspraak kan worden afgeleid dat de werkgever concreet moet zijn in haar vermoeden ten aanzien van onbevoegde inzage in het patiëntendossier. Het moet voor de werknemer duidelijk zijn welk dossier op welk moment onbevoegd zou zijn ingezien, zodat hij zich hiertegen kan verweren.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven