Home Patiënte akkoord, maar haar zus niet. Toch een klacht?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Patiënte akkoord, maar haar zus niet. Toch een klacht?

In welke gevallen kan een nabestaande bij de tuchtrechter klagen?

Een verpleegkundige is werkzaam als coördinator palliatief terminale zorg bij een zorginstelling die thuiszorg biedt. De verpleegkundige start op instructie van de huisarts met palliatieve sedatie. De zus van de patiënte reageert zodanig heftig dat de verpleegkundige de politie moet inschakelen. De palliatieve sedatie wordt uiteindelijk toch gestart. De patiënte komt kort daarna te overlijden.
De zus stapt naar de tuchtrechter en verwijt de verpleegkundige dat hij een dodelijk infuus heeft toegediend en op respectloze wijze beschikt over het leven van de patiënte.

Het RTG komt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht niet toe.
Op grond van artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet BIG kan een klacht alleen worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende. Een nabestaande van een overleden patiënt kan rechtstreeks belanghebbend zijn. Het recht van een nabestaande om een klacht in te dienen berust echter niet op een eigen klachtrecht, maar op een klachtrecht dat is afgeleid van de in het algemeen veronderstelde wil van de patiënt. Het RTG is hier van oordeel dat de zus in dit geval niet de veronderstelde wil van de patiënte uitdrukt; in ieder geval bestaat er zodanige twijfel dat dit niet aannemelijk wordt geacht. Uit het dossier blijkt dat de patiënte heeft ingestemd met palliatieve sedatie. Niet is gebleken dat de patiënte wilsonbekwaam was voorafgaand aan haar overlijden. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de patiënte in leven op welk moment dan ook een klacht tegen de verpleegkundige heeft willen indienen, dan wel heeft ingestemd met het indienen van een klacht door haar zus. De zus wordt in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard.

In een situatie waarin een nabestaande van een patiënt een klacht indient onderzoekt het tuchtcollege niet uit zichzelf – ambtshalve – of de betrokkene klachtgerechtigd is. Beoordeeld zal moeten worden of de klagende partij met de klacht de veronderstelde wil van de patiënt uitdrukt. Het ligt dus op de weg van de aangesproken hulpverlener om in voorkomende gevallen feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan aannemelijk is dat de klager – of dat nu een echtgenoot, zoon, dochter, ver familielid, vriend of buurvrouw is – de veronderstelde wil van de patiënt vertegenwoordigt. Is dat niet het geval, dan wordt de klagende partij – zoals hier – in de klacht niet- ontvankelijk verklaard. Het College komt dan aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht niet toe.

Dit laat onverlet dat een nabestaande wel een eigen belang kan hebben bij een klacht, bijvoorbeeld als het gaat om bejegening, begeleiding of informatieverstrekking als naaste van een patiënt. Een dergelijke klacht kan het College wel inhoudelijk toetsen. Goed differentiëren wie wel en wie niet en waarover wel en niet kan worden geklaagd is voor een aangeklaagde hulpverlener dan ook een belangrijk punt van aandacht. Om ver te zien, moet je er van dichtbij naar kijken.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven