21.12.2018
Perikelen rond de klachten- en geschillenregeling van de Wkkgz
Hoe oordeelt de tuchtrechter over het ontbreken van een klachten- en geschillenregeling?
Een gezondheidszorgpsycholoog (hierna: GZ-psycholoog) brengt in een strafrechtelijke procedure een Pro Justitia rapport uit. De betrokkene vraagt aan de GZ-psycholoog om kenbaar te maken bij welke klachtencommissie(s) hij is aangesloten zodat hij zich kan beraden om daar een klacht in te dienen. De GZ-psycholoog antwoordt te zijn aangesloten bij de beroepsvereniging voor BIG-geregistreerde psychologen, de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie en haar specialismen (de NVGzP), maar bleek op dat moment niet te zijn aangesloten bij de klachtenregeling van de NVGzP en ook niet bij enige andere klachten- of geschillenregeling.
In een eerdere procedure had de tuchtrechter een klacht van de betrokkene tegen de GZ-psycholoog gegrond verklaard, waarbij een waarschuwing is opgelegd. Reden daarvoor was dat de GZ-psycholoog niet was aangesloten bij een klachten- en geschillenregeling op grond van de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg). Twee maanden later vraagt de betrokkene opnieuw aan de GZ-psycholoog om kenbaar te maken over welke klachten- en geschillenregeling hij beschikt. Hierop volgt geen inhoudelijke reactie.
De betrokkene beklaagt zich opnieuw bij de tuchtrechter.
De vraag die het tuchtcollege in deze tweede tuchtrechtelijke procedure moet beoordelen is de vraag, of het ‘delay’ in de informatievoorziening over het zich alsnog aansluiten bij een klachten- en geschilleninstantie met zich brengt dat de GZ-psycholoog opnieuw een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en of dat moet leiden tot (weer) een maatregel.
Het tuchtcollege overweegt dat uit artikel 13 lid 4 Wkkgz volgt, dat de zorgaanbieder de verplichte klachtenregeling op een daarvoor geschikte wijze onder de aandacht van cliënten dient te brengen. Artikel 18 lid 5 Wkkgz bepaalt verder dat de zorgaanbieder aan cliënten de mogelijkheid om geschillen aan de verplicht gestelde geschilleninstantie voor te leggen, eveneens onder de aandacht dient te brengen.
Het tuchtcollege wijst de klacht af. Weliswaar heeft de betrokkene gelijk dat het netter zou zijn geweest als de GZ-psycholoog hem had geïnformeerd dat hij (eerst) nog niet was ingeschreven en (vervolgens) met terugwerkende kracht alsnog was ingeschreven, maar het tuchtcollege acht een klacht hierover tegen de achtergrond van de reeds eerder gegrond verklaarde klacht en het doel van het tuchtrecht (het bevorderen van de kwaliteit van de gezondheidszorg), van onvoldoende belang voor een gegrondverklaring.
De les die uit deze uitspraak volgt is, dat zorgaanbieders zich er niet alleen bewust van moeten zijn dat hun klachten- en geschillenregeling voldoet aan de eisen van de Wkkgz. Zorgaanbieders dienen dat bij cliënten ook onder de aandacht te brengen – bijvoorbeeld door een vermelding op een website of in een informatiefolder – met de vermelding dat cliënten de mogelijkheid hebben om geschillen aan deze instantie voor te leggen. Indien deze verplichtingen niet worden nageleefd kan dat bij de tuchtrechter op zichzelf al leiden tot een gegronde klacht. Heldere communicatie op dit punt is dan ook belangrijk.