Reuring rond een WMO-keuring.
Hoe beoordeelt de tuchtrechter een keurend arts die bij het opvragen van informatie niet beschikt over een medische machtiging?
Een arts keurt een cliënt in het kader van een aanvraag WMO-voorziening, te weten een zadel met rugleuning en een verlengd stuur voor een driewielfiets. De cliënt vraagt om deze voorziening omdat hij met de driewielfiets drie keer ten val is gekomen. De arts breng advies uit. De conclusie daarvan luidt dat de cliënt adequaat gebruik moet kunnen maken van een tweewielfiets met elektrische ondersteuning vanwege knieklachten. Er is geen indicatie voor een voorziening in het kader van de WMO, aldus de arts. De gemeente wijst op basis van dit advies de WMO-aanvraag af.
Bij het tuchtcollege valt de arts ernstig door de mand. De arts heeft zonder te beschikken over een medische machtiging van de cliënt in twee opzichten het beroepsgeheim geschonden: (a) door medische informatie over de cliënt te delen met de assistente van de huisarts van de cliënt en (b) door de assistente van de huisarts van de cliënt ertoe te brengen het beroepsgeheim van de huisarts te schenden. In het advies heeft de arts bovendien in strijd met de waarheid vermeld dat hij overleg heeft gevoerd met de huisarts, terwijl dit de assistente betrof. Ten slotte heeft de arts bij de keuring niet de beschikking gehad over de indicatiestelling voor de driewielfiets, heeft hij geen gerichte anamnese afgenomen en ook geen onderzoek gedaan naar het meerdere keren vallen van de cliënt. Dit alles leidt bij het tuchtcollege tot de conclusie dat het onderzoek van de arts uit oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek niet kan doorstaan. Omdat de arts in verschillende opzichten heeft gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg, wordt de maatregel van een berisping opgelegd.
Deze uitspraak laat zien, dat keurend artsen bij het opvragen van medische informatie bij de behandelend sector moeten beschikken over een gerichte medische machtiging van de cliënt/patiënt. Ontbreekt een machtiging, dan kan de arts die toch informatie opvraagt in de tuchtrechtelijke problemen komen. Dit geldt ook voor de wellicht niets vermoedende en welwillende collega die de informatie verstrekt. Het opvragen en het verstrekken van medische informatie zonder machtiging kan een schending van het beroepsgeheim opleveren. Dat kan weer een tuchtrechtelijke veroordeling tot gevolg hebben. Het medisch beroepsgeheim staat nu eenmaal ook bij de tuchtrechter hoog in het vaandel.