Staat een ANIOS er in het medisch tuchtrecht alleen voor?
Een zwangere patiënte wordt met bloedverlies in het ziekenhuis opgenomen. Op de afdeling verloskunde is een ANIOS (=arts niet in opleiding tot specialist) werkzaam. De patiënte wordt gezien door de ANIOS, een klinisch verloskundige en een superviserend gynaecoloog. Er wordt een afwachtend beleid ingezet. Na een gecompliceerde bevalling komt de baby te overlijden. De ouders dienen een klacht in tegen de ANIOS en stellen dat zij ondanks aanwezige risicofactoren onvoldoende onderzoek naar het bloedverlies heeft gedaan. Ook heeft de ANIOS een verzoek om het kind met inleiding of keizersnede geboren te laten worden niet serieus genomen, aldus de klacht.
Het tuchtcollege overweegt dat de ANIOS nog maar enkele maanden in het ziekenhuis werkzaam was. Indien een ANIOS geen of weinig ervaring heeft geldt, dat het gemis aan ervaring moet worden gecompenseerd door toezicht of tussenkomst van de supervisor. In het begin van de opleiding rust daarom een aanzienlijk deel van de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor het handelen van de ANIOS op de schouders van de supervisor. Voor zover al zou moeten worden geoordeeld dat hier onvoldoende onderzoek is verricht, dan geldt dat de supervisor daar grotendeels verantwoordelijk voor zou zijn. De ANIOS heeft de patiënte samen met de superviserende gynaecoloog bezocht en de supervisor heeft ook het beleid bepaald. De ANIOS mocht het door de supervisor ingezette expectatieve beleid voortzetten. Er waren geen signalen die aanleiding gaven tot nader overleg of om op een andere manier actie te ondernemen.
Alhoewel het voor het tuchtcollege moeilijk is vast te stellen hoe de communicatie tussen de ANIOS en de ouders precies is verlopen, blijkt uit de aantekeningen in het dossier en de uitgevoerde handelingen dat de ANIOS voldoende is ingegaan op de zorgen van de ouders. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Deze uitspraak past in de lijn die de tuchtrechter eerder heeft uitgezet voor de beoordeling van klachten tegen AIOS (= arts in opleiding tot specialist). Die lijn houdt in dat een opleider/supervisor slechts opdracht kan geven tot het zelfstandig verrichten van een heelkundige handeling in de zin van de Wet BIG door een AIOS, indien hij a) redelijkerwijs mag aannemen dat de ANIOS bevoegd en bekwaam is tot het verrichten van die handeling, b) de supervisor indien nodig aanwijzingen kan geven en c) zijn toezicht en eventuele tussenkomst verzekerd zijn. Dit betekent dat bij het begin van de opleiding een aanzienlijk deel van de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor het handelen van de AIOS op de schouders van de supervisor/opleider drukt. Naar mate er meer aan de AIOS kan worden toevertrouwd wordt gaandeweg de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid tussen supervisor en AIOS gedeeld. Aan het eind van de opleiding rust de verantwoordelijkheid vrijwel geheel op de schouders van de AIOS. Dit betekent dat er in de verhouding tussen enerzijds ANIOS/AIOS en anderzijds supervisor/opleider wat betreft tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid sprake is van communicerende vaten. Het maken van goede werkafspraken op dit punt voorkomt bij de AIOS/ANIOS een mindervaardigheidscomplex en dat een ANIOS er in dit soort lastige situaties niet alleen voor staat.