Home Stemt kleine fout in combinatie met zelfreflectie de tuchtrechter mild?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Stemt kleine fout in combinatie met zelfreflectie de tuchtrechter mild?

Vanwege het uitblijven van zwangerschap na zelfinseminatie wordt een patiënte verwezen naar de kliniek van de beklaagde gynaecoloog. Na de intake behandelt de gynaecoloog de patiënte en wordt gestart met medicatie. Bij een volgend consult noteert de gynaecoloog in het dossier ‘Gesproken over beloop tot nu toe. Was erg frustrerend voor haar, uitgesproken’. De patiënte vraagt kort daarna haar dossier over te dragen aan een academisch ziekenhuis, alwaar zij een (nieuwe) intake zal hebben.

De patiënte schakelt het Regionaal Tuchtcollege (RTG) in. Zij stelt dat de gynaecoloog veel fouten heeft gemaakt (zoals onder meer een foutieve bloeduitslag doorgeven, niet bereikbaar zijn, verkeerde medicatie en informatie geven en dossierperikelen). Ook zou de gynaecoloog niet empathisch zijn geweest en heeft hij haar op een onprofessionele manier behandeld toen zij hem op fouten wees. Volgens de patiënte laat de gynaecoloog niet blijken dat hij reflecteert op gemaakte fouten. De gynaecoloog voert verweer.

Het RTG toetst of de gynaecoloog de zorg heeft verleend die van hem als redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Hierbij wordt uitgegaan van de geldende beroepsnormen en wetenschappelijke inzichten op het moment van de zorgverlening. Verder rechtvaardigt niet iedere kleine fout een tuchtrechtelijk verwijt, aldus het RTG.

Het RTG is van mening dat het medisch dossier summier is, maar niet onduidelijk. De overdracht van het dossier aan het academisch ziekenhuis is correct geweest, nu dat op verzoek van de opvolgend behandelaar in het andere ziekenhuis de volgende dag is verzonden. In de behandeling van de patiënte is de gynaecoloog evenmin tekort geschoten. Omdat de patiënte niet elke maand een eisprong had heeft de gynaecoloog haar het lichtste medicijn voorgeschreven in de laagst mogelijke dosering, waarna de patiënte binnen een redelijke termijn daadwerkelijk zwanger is geworden. Het RTG kan niet vaststellen dat de gynaecoloog over zijn bevindingen onware mededelingen heeft gedaan. De gynaecoloog heeft het recept correct uitgeschreven. Dat de apotheek teveel tabletten heeft afgeleverd, valt de gynaecoloog niet te verwijten.

Het RTG stelt verder vast dat de communicatie tussen de patiënte en de gynaecoloog niet altijd even goed is verlopen. Dit is tijdens een consult besproken waarna de behandelrelatie werd voortgezet. Uit het feit dat de gynaecoloog de tijd heeft genomen voor uitgebreide consulten en meerdere telefoongesprekken maakt het RTG op, dat de gynaecoloog zich heeft ingespannen om de patiënte zo goed mogelijk bij te staan en haar vragen te beantwoorden. Niet kan worden vastgesteld dat de gynaecoloog in zijn bejegening verwijtbaar tekort is geschoten. Tenslotte stelt het RTG naar aanleiding van een door de patiënte bij de kliniek ingediende klacht vast dat de gynaecoloog per brief heeft laten weten dat hij het vervelend dat de patiënte de behandeling niet als prettig heeft ervaren. Daarbij is uitgebreid ingegaan op alle door de patiënte ingebrachte kwesties, heeft de gynaecoloog erkend dat het op sommige punten beter had gekund en daarvoor zijn verontschuldigingen aangeboden. Hiermee is de gynaecoloog voldoende serieus en zorgvuldig geweest in zijn reactie op de klacht van de patiënte. De dingen die niet goed zijn gelopen heeft de gynaecoloog erkend met excuses en als feedback voor verbetering meegenomen. De klacht wordt door het RTG als (kennelijk) ongegrond afgewezen.

Deze uitspraak laat allereerst zien, dat het voor de tuchtrechter moeilijk is om een bejegeningsklacht te beoordelen als de visies van de patiënte en de behandelaar diametraal tegenover elkaar staan. Wil een bejegeningsklacht kans van slagen hebben, dan zal er hetzij bijkomend bewijs door de klagende patiënt(e) moeten worden bijgebracht hetzij aan de betrouwbaarheid van de lezing van de verwerend arts moeten worden getwijfeld. Doet geen van beide opties zich voor, dan zal de tuchtrechter de klacht wegens gebrek aan feitelijke grondslag niet gegrond kunnen verklaren. Verder laat deze uitspraak zien dat wanneer een arts kan aantonen dat hij/zij voldoende de tijd heeft genomen om naar eventuele onvrede of klachten van de patiënt te luisteren, zich reflectief opstelt en aangeeft de kritiek als opbouwend te zien voor toekomstige verbetering van zorg, de tuchtrechter dit laat meewegen bij de beoordeling van een klacht. Het tuchtrecht heeft immers als doel het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van zorg. Als de tuchtrechter ziet dat (ook) de beklaagde hulpverlener hier oog voor heeft, zal niet ieder foutje hem of haar worden aangerekend. Wijsheid is immers het vermogen kennis te aanvaarden.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven