Te kort door de bocht?
Een werknemer wordt in het kader van zijn re-integratietraject door de bedrijfsarts verwezen naar een instelling voor medische expertises bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een behandelteam onder leiding van een verzekeringsarts. De verzekeringsarts maakt bij haar onderzoek gebruik van de bevindingen van de door haar ingeschakelde psychiater en arbeidsdeskundige en informatie over gesprekken van de werknemer met zijn coach. Nadat de verzekeringsarts een telefonische intake met de werknemer heeft afgenomen spreekt de bij het onderzoek betrokken arbeidsdeskundige met een medewerker van personeelszaken van de werkgever en wordt de werknemer door de ingeschakelde psychiater onderzocht.
Vervolgens maakt de verzekeringsarts haar rapport op, waarin zij onder meer concludeert dat ‘op basis van alle gezamenlijke onderzoeksbevindingen kan geconcludeerd worden dat er bij betrokkene geen sprake is van onderliggende objectiveerbare stoornissen welke aanleiding geven tot beperkingen in het functioneren’. Als diagnose stelt zij dat er sprake is van een ‘Overbelastingstoestand, gepaard gaande met angst- en spanningsklachten, reactief op werkgerelateerde stress (…)’. Verder schrijft zij dat: ‘De huidige klachten die cliënt ervaart zijn geen rechtstreeks gevolg van onderliggende ziekte of gebrek, echter vloeien voort vanuit de werkgerelateerde problematiek. Conform verzekeringsgeneeskundige richtlijn kunnen hierom dan ook geen beperkingen t.a.v. de belastbaarheid op grond van ziekte of gebrek worden vastgesteld.’
De werknemer dient vervolgens een tuchtklacht in tegen de verzekeringsarts. Kern van deze klacht is dat zij op zeer onzorgvuldige wijze een medische expertise heeft opgesteld, omdat zij geen hoor en wederhoor heeft toegepast, alle psychische en lichamelijke klachten van klager als niet-relevant heeft beoordeeld, verwijst naar verzekeringsgeneeskundige richtlijnen maar deze zelf niet kent en onvoldoende tijd en moeite heeft genomen om klagers gezondheidstoestand correct te beoordelen. Ook schuift de verzekeringsarts volgens klager alle verantwoordelijkheid van zich af, doordat ze geen e-mails beantwoordt en telefonisch onbereikbaar is. Verder heeft zij volgens klager haar beroepsgeheim geschonden, door het psychiatrisch rapport over klager aan de arbeidsdeskundige te verstrekken. De verzekeringsarts voert verweer tegen de klacht.
Het Regionaal Tuchtcollege toetst vervolgens de wijze waarop de verzekeringsarts haar rapport heeft opgesteld en de inhoud van het rapport aan de criteria die inmiddels vaste rechtspraak van de tuchtcolleges zijn:
- Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
- Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
- In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
- Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
- De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Al met al komt het Tuchtcollege tot de conclusie dat het rapport van de verzekeringsarts niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, en verklaart de klacht van klager (gedeeltelijk) gegrond. Belangrijke overwegingen van het Tuchtcollege daarbij zijn dat nu de medische expertise onder (eind)verantwoordelijkheid van de verzekeringsarts werd verricht, zij als redelijk handelend en redelijk zorgvuldig verzekeringsarts klager ook zelf moeten zien om zijn klachten en/of beperkingen goed te kunnen beoordelen. Een telefonische intake was onvoldoende. Verder is het Tuchtcollege van oordeel dat de conclusie dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid op medische gronden niet consistent en logisch volgt uit de door haar in het rapport vermelde bevindingen.
Aangezien ook het klachtonderdeel met betrekking tot het schenden van het beroepsgeheim en het niet beantwoorden van e-mails en telefoontjes gegrond worden verklaard, oordeelt het Tuchtcollege dat de verzekeringsarts bij het verrichten van de expertise in diverse opzichten jegens klager onzorgvuldig heeft gehandeld. Het college legt haar daarom de maatregel van berisping op.
Deze uitspraak laat (opnieuw) zien dat het van groot belang is om bij het uitvoeren van een medische expertise de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen. De vijf criteria die door de Tuchtcolleges als uitgangspunt worden genomen bij het toetsen van klachten over medische expertises kunnen daarbij een handige leidraad bieden.