Home Teveel gevraagd…

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Teveel gevraagd…

Hoe beoordeelt de medische tuchtrechter de (eenzijdige) opzegging van een behandelovereenkomst door de behandelend arts?

De klaagster in deze kwestie is rond de 21 weken zwanger wanneer zij in verband met bloed opspugen door de huisarts wordt verwezen voor een gastroscopie.

Klaagster en haar partner worden ontvangen door de verpleegkundig specialiste, die de verdoving zal toedienen. Wanneer klaagster vraagt of de verdoving gelet op haar zwangerschap kwaad kan wordt verweerder, een MDL-arts, erbij gehaald. De MDL-arts vertelt klaagster dat de verdoving geen kwaad kan. Als de partner van klaagster na het toedienen van de verdoving nog eens vraagt of de verdoving schadelijk is voor de baby, staakt verweerder de behandeling en verlaat de behandelkamer. Verweerder keert, ondanks dat klaagster en haar partner daarom vragen, niet meer terug.

De klacht komt er, kort gezegd, op neer dat verweerder zonder redelijke grond de gastroscopie heeft gestaakt en ten onrechte de behandelingsovereenkomst met klaagster heeft beëindigd. Ook heeft verweerder volgens klaagster niet de vereiste zorgvuldigheidseisen in acht genomen, doordat hij geen uitleg heeft gegeven voor het staken, de gevolgen van de verdoving voor de baby en het eventuele verdere vervolg van de behandeling van klaagster. Tot slot verwijt klaagster verweerder dat hij niets in het dossier heeft vermeld en – ondanks een toezegging – niets aan de huisarts heeft gestuurd.

Verweerder heeft de klachten bestreden maar daarbij wel erkend dat de communicatie beter had gemoeten.

Volgens het Tuchtcollege kan een hulpverlener een behandelingsovereenkomst niet opzeggen, tenzij sprake is van een ‘gewichtige reden’ (artikel 7:640 BW). Het zwaarwegende belang van de gezondheid van de patiënt en diens afhankelijke positie ten opzichte van de arts, staan namelijk niet toe dat de hulpverlening aan de patiënt zomaar wordt opgezegd. Of er sprake is van een gewichtige reden, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Het Tuchtcollege verwijst daarbij naar het KNMG-standpunt (‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’) uit 2005, waarin enkele situaties waarin sprake kan zijn van een gewichtige reden zijn opgenomen.

Het Tuchtcollege overweegt vervolgens dat het enkele feit dat klaagster en haar partner vragen bleven stellen over de verdoving, die volgens de gangbare medische standaarden overigens geen gevaar zou opleveren voor de baby of klaagster, niet voldoende was om de behandelovereenkomst op te zeggen. Het Tuchtcollege rekent verweerder daarbij ook aan dat hij, ondanks dat klaagster en haar partner daarom vroegen, niet meer is teruggekomen. Verweerder had niet zonder enige toelichting de behandeling mogen staken, maar had op zijn minst moeten proberen een deugdelijke uitleg te geven aan klaagster en haar partner.

Gelet op zijn dossierplicht had verweerder ook aantekeningen moeten maken van de toegediende verdoving en het afbreken van de gastroscopie. Ook had hij, zoals hij had toegezegd, een terugkoppeling moeten geven aan de verwijzend huisarts. Het Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt verweerder een berisping op.

De les die uit deze uitspraak volgt is, dat een arts die de behandelrelatie met een patiënt afbreekt daarvoor een grond moet hebben en bij de beëindiging een aantal zorgvuldigheidseisen in acht moet nemen. Zo moet de arts voldoende uitleg geven en moet eventuele nazorg nog worden verleend. Ook moet de arts veelal verwijzen naar een opvolgend arts, zodat de continuïteit van zorg aan de patiënt geborgd is.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven