Van berisping naar waarschuwing
Hoe groot is bij een gegronde klacht de kans op een lichtere maatregel in beroep bij het Centraal Tuchtcollege?
Een neuroloog krijgt in eerste aanleg van het Regionaal Tuchtcollege een berisping opgelegd.
Aanleiding daarvan was dat de neuroloog op verzoek van de echtgenote van de klager een brief had opgesteld omdat de klager, bekend met niet aangeboren hersenletsel, een financiële transactie met grote risico’s wilde doen die zij wilde tegenhouden. De brief bevatte onder meer de passage ‘hij is ongeremd en impulsief en kan de gevolgen van gemaakte acties niet overzien’. De echtgenote van de klager had de brief echter gebruikt in een procedure tot onderbewindstelling van klager. De neuroloog gaat in beroep.
Het Centraal Tuchtcollege (CTG) bestempelt de brief van de neuroloog ook als een zogeheten geneeskundige verklaring. De neuroloog had deze als behandelend arts van de klager gelet op de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ niet mogen afgeven. De brief diende geen behandeldoel en bevatte een met een waardeoordeel over de gezondheidstoestand van de klager.
Bovendien wist de neuroloog dat de echtgenote de verklaring in een juridische procedure zou gebruiken en dat in die procedure extra gewicht aan die verklaring zou kunnen worden toegekend.
Het CTG acht echter aannemelijk dat de neuroloog ervan overtuigd was dat de klager geen ziekte-inzicht had en dat hij op het punt stond ondoordachte beslissingen te nemen met grote gevolgen voor hemzelf en zijn gezin. De neuroloog heeft onder tijdsdruk en met het belang van de klager en zijn gezin voor ogen gehoor gegeven aan de tot haar gerichte noodoproep van de echtgenote van de klager en de brief geschreven. Daarmee is naar het oordeel van het CTG sprake van verzachtende omstandigheden die maken dat een waarschuwing in dit geval passend en toereikend genoeg kan worden geacht. De berisping vervalt en wordt door het CTG omgezet in een waarschuwing.
Tussen een waarschuwing en een berisping bestaat een wezenlijk verschil. Een waarschuwing is volgens de parlementaire geschiedenis op de wet BIG een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Een berisping heeft daarentegen steeds een verwijtende en veroordelende strekking. Een berisping is derhalve een (veel) zwaardere maatregel dan een waarschuwing. In tuchtzaken is het van belang om voor het geval dat een klacht gegrond is, ook verzachtende omstandigheden aan te voeren die aanleiding kunnen geven tot het opleggen van een lichte(re) maatregel. Tot aan de wijziging van de wet BIG per 1 april 2019 werden berispingen (en geldboetes) standaard in het BIG-register opgenomen en gepubliceerd. Dit automatisme is vervallen. Het tuchtcollege kan en mag nu, indien het belang van de individuele gezondheidszorg dat vordert, per zaak besluiten tot openbaarmaking van een berisping of geldboete, al dan niet met de gronden waarop zij berust (artikel 9a lid 1/2 en 48 lid 11 wet BIG). De tuchtrechter zal daarbij afwegen of het privacybelang van de zorgverlener moet wijken voor het algemene belang van openbaarheid. Deze uitspraak laat zien, dat ontevredenheid over de opgelegde maatregel een eerste stap naar succes in beroep kan zijn.