Home Vertrouwen is goed, controleren is beter

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Vertrouwen is goed, controleren is beter

Mag een arts zomaar voortborduren op een door een collega-arts gestelde diagnose?

Bij een patiënt wordt door oogarts A de diagnose maculadegeneratie gesteld. Er wordt een behandeling ingesteld met Lucentis injecties. De patiënt wordt in de behandelperiode door vier verschillende oogartsen van dezelfde kliniek behandeld. Eén van die oogartsen, oogarts B, geeft negen van de in totaal vijftien injecties. De patiënt heeft moeite met het maken van een afspraak bij de kliniek en stapt over naar een andere oogarts. Die komt tot de conclusie dat er geen sprake is van maculadegeneratie, maar van macula pucker. Deze aandoening wordt vervolgens met succes behandeld.

De patiënt dient een de klacht in tegen oogarts B en stelt dat deze een verkeerde diagnose heeft gesteld.

Oogarts B voert aan dat hij heeft vertrouwd en mogen vertrouwen op de door oogarts A gestelde diagnose.

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond. Er bestond voor oogarts B na het zelf maken van een OCT-scan voldoende aanleiding om vanwege het ontbreken van verbetering tijdens de behandeling de diagnose te heroverwegen. Dat is niet gebeurd. Dat deel van de klacht wordt gegrond verklaard en de oogarts krijgt daarvoor een waarschuwing. De oogarts kan echter geen verwijt worden gemaakt voor de door zijn collega oogarts gestelde (onjuiste) diagnose.  Dat deel van de klacht wordt ongegrond verklaard. De patient gaat daar tegen in beroep.

Het Centraal Tuchtcollege verklaart op het beroep van de patiënt de klacht alsnog geheel gegrond. In het geval van samenwerking van verschillende artsen (van dezelfde discipline) mag een arts die een behandeling gaat uitvoeren op basis van een diagnose van een collega en een door deze afgegeven indicatie, vertrouwen op diens oordeel. Relevant is wel dat de collega voldoende deskundig is en de diagnose en indicatie duidelijk in het medisch dossier zijn vastgelegd. Van een arts kan dan niet worden verlangd dat hij bij start van de behandeling zelf nog een afweging maakt omtrent de juistheid van de diagnose en de noodzaak van de behandeling. Dit neemt echter niet weg dat de arts die gedurende het behandeltraject een aanmerkelijk deel van de behandelingen uitvoert, een eigen verantwoordelijkheid heeft en op enig moment ook een eigen afweging moet maken over de noodzaak van het continueren van de behandeling. Van die arts mag worden verwacht dat hij in de loop van het traject het medisch dossier raadpleegt en kennis neemt van de laatste onderzoeksresultaten.

Oogarts B heeft volgens het Centraal Tuchtcollege zijn eigen verantwoordelijkheid in dit opzicht miskend en ten onrechte geen aanleiding gezien voor een eigen afweging ten aanzien van de noodzaak van voortzetten van de behandeling. Te meer, nu oogarts B bij de beoordeling van de OCT-scans bij een eerste blik daarop al had kunnen zien dat bij de patiënt geen sprake was van maculadegeneratie. De oogarts kan ook op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het beroep van de patiënt slaagt. De oogarts krijgt alsnog een berisping opgelegd.

De les die uit deze uitspraak volgt is, dat een arts in beginsel mag vertrouwen op de bevindingen en het beleid van een collega-arts. Van een opvolgend arts wordt als goed hulpverlener echter wel verwacht dat hij invulling geeft aan zijn eigen verantwoordelijkheid en de bevindingen en beleid van een collega op gezette tijden evalueert en zo nodig bijstelt. Vertrouwen is goed, maar blind vertrouwen kan verkeerd uitpakken.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven