Home Waarheidsvinding vs. het verschoningsrecht

Waarheidsvinding vs. het verschoningsrecht

Op 4 oktober 2022 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een beklagzaak die door een ziekenhuis aanhangig was gemaakt.

Feitelijke gang van zaken

Een ziekenhuis werd door het Openbaar Ministerie verzocht om afgifte van het medisch dossier. Het ziekenhuis heeft dit verzoek, met een beroep op het afgeleide verschoningsrecht, geweigerd. De rechter-commissaris heeft bevolen dat het belang om de waarheid boven tafel te krijgen in deze specifieke situatie diende te prevaleren boven het verschoningsrecht. Inbeslagname van het medisch dossier werd toegestaan. Het ziekenhuis voerde hiertegen verweer bij de rechtbank. De rechtbank ging echter mee in het oordeel van de rechter-commissaris. Tegen die beslissing van de rechtbank is het ziekenhuis in cassatie gegaan bij de Hoge Raad.

Situatieschets

Op 31 december 2020 is een driejarige peuter met spoed opgenomen in het ziekenhuis, waarbij in zijn bloed een zeer hoge concentratie (GHB 68 mg/kg) werd aangetroffen. De artsen in het ziekenhuis hebben vervolgens een melding gedaan van mogelijke kindermishandeling bij de vertrouwensarts van Veilig Thuis. Een strafrechtelijk onderzoek is daarop gestart. De moeder van de peuter wordt verdacht van poging tot doodslag dan wel zware mishandeling.

(afgeleide) verschoningsrecht

Een arts heeft een medisch beroepsgeheim. Wanneer voor de opsporing van strafbare feiten aan een arts medische gegevens worden opgevraagd, kan een arts zich op zijn medisch beroepsgeheim beroepen en zich verschonen om de gevraagde gegevens af te geven (het zgn. verschoningsrecht). De achterliggende gedachte hierachter is dat voorkomen moet worden dat burgers, zoals de moeder van de peuter in onderhavige kwestie, zich in de toekomst niet meer zouden durven te wenden tot een arts omdat zij bang zijn dat gegevens aan politie/justitie zullen worden verstrekt. Het ziekenhuis waar een arts werkzaam is heeft een zogenaamd ‘afgeleid verschoningsrecht’ en kan, als het ziekenhuis om afgifte van het medisch dossier wordt verzocht, net zoals een arts, zich verschonen om de verzochte gegevens af te geven.

Hoge Raad

De Hoge Raad stelt in het arrest van 4 oktober jl. voorop dat het verschoningsrecht niet absoluut is. Zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen meebrengen dat het belang, dat de waarheid boven tafel komt, moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Welke omstandigheden zeer uitzonderlijk zijn, laat zich daarbij niet in een algemene regel vatten. Relevante factoren zijn (a) de ernst van het delict en (b) of de gegevens op een andere wijze kunnen worden verkregen. Als een afweging van deze factoren maakt dat het belang van de waarheidsvinding dient te prevaleren, geldt nog het vereiste dat (c) de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder mag gaan dan strikt noodzakelijk voor het boven tafel krijgen van de waarheid (noodzakelijkheidscriterium).

In onderhavige kwestie had de rechtbank eerder geoordeeld dat sprake was van zeer uitzonderlijke omstandigheden. Daartoe overwoog de rechtbank dat (I) het gaat om een verdenking van een ernstig strafbaar feit ten aanzien van een zeer jong kind, (II) een aanzienlijke hoeveelheid GHB in het bloed van de peuter is aangetroffen en in de slaapkamer van verdachte GHB is aangetroffen en meerdere personen hebben verklaard dat verdachte drugs, waaronder GHB, gebruikte, (III) de gevorderde gegevens enkel zien op de opname van de peuter, (IV) de forensisch arts de gevorderde gegevens nodig heeft om te kunnen vaststellen hoeveel GHB er precies is aangetroffen in het bloed van de peuter en welke gevaren dit met zich meebracht en (V) deze gegevens niet op andere wijze kunnen worden verkregen. Met betrekking tot de punten IV en V vermelde de rechtbank dat uit de informatie van het Openbaar Ministerie, met name de opmerking dat de forensisch arts de gegevens nodig heeft om gedegen onderzoek te kunnen doen, volgt dat de informatie waarover het Openbaar Ministerie wel beschikt, zoals de gegevens van Veilig Thuis, onvoldoende waren voor dat onderzoek.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank, gelet op dit alles, niét tot een onjuiste rechtsopvatting is gekomen en dat het oordeel van de rechtbank dat het verschoningsrecht moest wijken voor de waarheidsvinding in dit specifieke geval in stand blijft.

Kijk op de zaak

Het beroepsgeheim is geen rustig bezit. Het is een groot goed dat elke burger zich vrijelijk tot een arts kan wenden en zijn medisch geheim een geheim blijft. Doorbreking van het beroepsgeheim dient dan ook enkel te blijven voor die specifieke situaties waarin doorbreking van het beroepsgeheim noodzakelijk is.

Het oordeel van de rechtbank dat aan het ‘noodzakelijkheidscriterium’ is voldaan – welk oordeel de Hoge Raad in stand laat – is bij lezing van de uitspraak niet direct overtuigend. De officier van Justitie heeft kennelijk verklaard dat de brongegevens uit het medisch dossier nodig zijn, zodat kan worden vastgesteld welke hoeveelheid GHB precies is aangetroffen en welke gevaren dit met zich mee bracht. De hoeveelheid GHB was echter al bij Justitie bekend (nl. dat [betrokkene 1] 68 mg/kg GHB in zijn bloed had) en onderbelicht blijft waarom niet met de conclusies van het in het ziekenhuis verrichte onderzoek kon worden volstaan. Bij erkenning van een beroep op het noodzakelijkheidscriterium zou de noodzaak voor het doorbreken van het medisch beroepsgeheim uitvoeriger gemotiveerd moeten zijn.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven