Home Waarneemperikelen in tijden van Corona

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Waarneemperikelen in tijden van Corona

Een huisarts, de beklaagde in deze tuchtzaak, werkt als waarnemer voor drie verschillende huisartsen die in hetzelfde praktijkpand werkzaam zijn. Een vierde huisarts, gevestigd in een ander praktijkpand, vraagt één van deze drie huisartsen voor hem waar te nemen. De beklaagde weet echter niet dat hij ook voor deze vierde huisarts moet waarnemen.

De vader van een 32-jarige gehandicapte zoon vraagt bij de assistente van de vierde huisarts om een visite. Zij overlegt met de beklaagde, waarna de assistente in het dossier noteert: “S al een aantal dagen niet lekker. paar dagen hoesten, benauwd, Sat 85, geen koorts, geen ruik of smaakverlies, slijm ophoesten. P iom K(waarnemer C) eerst coronatest”. De volgende dag verslechtert de situatie van de patiënt, wordt 112 gebeld en volgt een opname op de IC van een academisch ziekenhuis. De coronatest is negatief. De patiënt heeft een bacteriële longontsteking en komt te overlijden. De vader van de patiënt verwijt de huisarts dat hij nalatig is geweest door een patiënt met serieuze klachten eerst een coronatest te vragen voordat hij onderzoek wilde doen.

Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) stelt voorop dat de klacht beoordeeld moet worden op basis van wat de beklaagde ten tijde van het klachtwaardig handelen wist of had kunnen weten omtrent de aard en ernst van de aandoening waaraan de patiënt leed. Dat betekent dat bij de beoordeling van het handelen van de beklaagde in zoverre geen rekening kan worden gehouden met informatie die daarna bekend is geworden en het – na dat handelen – overlijden van de patiënt.

Tijdens de behandeling van de klacht blijkt dat de verklaringen van de beklaagde en de assistente, die als getuige op zitting van het RTG wordt gehoord, over de inhoud van hun onderling overleg op belangrijke punten uiteenlopen. Nu andere mogelijkheden ontbreken om de precieze inhoud van het gesprek te achterhalen, volgt het RTG de lezing van de beklaagde. Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de assistente minder geloof verdient dan dat van de beklaagde, maar op de omstandigheid dat het RTG niet kan vaststellen dat de lezing van de beklaagde niet juist is.

Verder neemt het RTG aan dat de beklaagde ten tijde van het overleg met de assistente geen toegang had tot het medisch dossier van de patiënt en dat hij van belangrijke informatie over de patiënt (spierziekte, meervoudige handicap, saturatie van 85%) niet op de hoogte was. De vraag of de beklaagde desondanks niettemin bij de assistente had moeten doorvragen wordt door het RTG ontkennend beantwoord. Het vragen naar saturatie ligt in de huisartsenpraktijk niet voor de hand. Het is niet gebruikelijk dat patiënten thuis een saturatiemeter hebben. Voorts zouden er geen bijzonderheden zijn. Dat de vader van de patiënt naar de praktijk belde maakt dit niet anders. Het komt geregeld voor dat familieleden van patiënten ook in niet-spoedeisende of niet zorgelijke omstandigheden de huisarts bellen. Het advies van de beklaagde om eerst een coronatest te doen en bij verslechtering opnieuw contact op te nemen kan de tuchtrechtelijke toets doorstaan. De klacht wordt door het RTG als ongegrond afgewezen.

Deze uitspraak bevestigt, dat het in de waarneemsituaties van groot belang is om duidelijke afspraken te maken voor wie precies (en van hoe laat tot hoe laat) wordt waargenomen, dat er een zorgvuldige overdracht plaatsvindt en dat een waarnemer toegang heeft tot de noodzakelijke patiëntengegevens. Een gebrekkige, onduidelijke of onzorgvuldige overdracht kan tot communicatieproblemen op diverse niveaus leiden, soms met fouten of ongelukken tot gevolg. Voorkom dan ook het moeilijke door het gemakkelijke goed te doen.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven