Home Wat zonder bewijs beweerd wordt, kan ook zonder bewijs ontkend worden

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Wat zonder bewijs beweerd wordt, kan ook zonder bewijs ontkend worden

Heeft het niet meewerken aan een deskundigenonderzoek rechtsgevolgen?

In 2002 is de eisende partij in deze zaak slachtoffer van een verkeersongeval. De verzekeraar heeft als gedaagde partij aansprakelijkheid erkend. Uit een expertise door een orthopedisch chirurg komt naar voren dat door het ongeval letsel aan de schouder is ontstaan. De rechter benoemt een verzekeringsarts om de beperkingen als gevolg van de schouderklachten in kaart te brengen. De eiser verleent echter geen medewerking aan het onderzoek, zodat de verzekeringsarts de opdracht aan de rechter teruggeeft. De vordering van de eiser om een aanvullende schadevergoeding van € 621.050,00 toe te kennen wordt afgewezen. Door de weigering om mee te werken aan het verzekeringsgeneeskundig onderzoek kan volgens de rechtbank niet worden vastgesteld dat de schade als gevolg van de beperkingen groter is dan € 30.000,00. Dit komt overeen met het voorschot dat de verzekeraar al had betaald. De eiser gaat in hoger beroep.

In beroep overweegt het Hof dat de stelplicht en de bewijslast dat er schade is geleden en de hoogte daarvan bij de eiser ligt. Om de omvang van de schade te kunnen bepalen moet de eiser zijn schadeposten goed onderbouwen en van stukken voorzien. Ook moeten de klachten aan de schouder worden vertaald in beperkingen die de eiser ondervindt voor zijn werk en/of privéleven. Hiervoor is onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige nodig. Eiser heeft echter aan dit onderzoek niet meegewerkt. In beroep is niet gesteld dat hij daaraan thans wèl medewerking wil verlenen. Vanwege de proceshouding van de eiser komt het hof tot de conclusie dat de beperkingen als gevolg van de schouderklachten niet zijn vastgesteld. Nu de eiser verder zijn schadeposten niet goed heeft onderbouwd en ook onvoldoende heeft toegelicht, komt het hof tot de conclusie dat de rechtbank juist heeft geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat de eiser door het letsel ten gevolge van het ongeval meer schade heeft geleden dan het reeds uitgekeerde voorschot van € 30.000,00. De eiser verliest ook in beroep zijn procedure en wordt veroordeeld in de proceskosten.

In artikel 198 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan een door de rechter bevolen deskundigenonderzoek. Wordt aan deze verplichting niet voldaan dan kan, aldus dit artikel, de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

Indien een eiser in een letselschadezaak stelt dat hij als gevolg van een gebeurtenis waarvoor aansprakelijkheid is erkend klachten en beperkingen heeft en de rechter dat door middel van een onderzoek door een deskundige wil laten vaststellen, wordt van die partij verwacht dat hij aan een dergelijk onderzoek medewerking verleent.
Indien deze medewerking niet op redelijke gronden wordt geweigerd en ook niet de bereidheid wordt getoond om op een later moment alsnog aan het onderzoek mee te werken, dan zal een dergelijke (proces-)houding in de regel leiden tot afwijzing van de vordering. De rechter zal immers (als jurist) niet in staat zijn om zelf (medische) klachten en beperkingen vast te stellen. Als daar dan nog bijkomt dat de eisende partij – zoals in dit geval – de financiële schade die wordt geclaimd niet van een adequate onderbouwing en toelichting voorziet, dan pakken de donkere wolken zich al snel boven zijn vordering samen. Hier geldt: meten is weten, gissen is missen en gokken is dokken.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven