Home Weetje van de week

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Weetje van de week

Een patiënte komt drie keer met gehoorklachten op het spreekuur van 2 verschillende huisartsen die als waarnemer in de praktijk van de aangeklaagde huisarts werken. De patiënte dient tegen alle 3 de huisartsen een klacht in bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG). De klacht tegen de 2 waarnemers houdt in dat bij de 3 consulten de diagnose ‘sudden deafness’ is gemist, waardoor een delay in de behandeling is opgetreden met blijvende gehoorschade als gevolg. Tegen de 3e huisarts is de klacht, dat zij in haar hoedanigheid van praktijkhoudster naar aanleiding van de gemiste diagnose stappen had moeten ondernemen en een onderzoek had moeten instellen. De huisarts had de patiënte over de uitkomsten daarvan moeten informeren, er boven op moeten zitten en openheid van zaken moeten geven. Door dat niet te doen, heeft de patiënte zelf onderzoek naar de toedracht van het incident moeten doen. De huisarts heeft niet adequaat en niet in lijn met de KNMG-handreiking ‘Omgaan met medische incidenten en klachten’ gehandeld, aldus de patiënte.

Het RTG overweegt dat hoe spijtig de ernstige lichamelijke gevolgen voor de patiënte ook zijn, van een calamiteit geen sprake is. Weliswaar is sprake van een gebeurtenis met ernstig lichamelijk letsel tot gevolg, maar die gebeurtenis heeft niet zozeer betrekking op ‘de organisatie van zorg’. Er is geen sprake van een calamiteit die aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gemeld had moeten worden. De huisarts behoefde dan ook geen onderzoek naar de gebeurtenissen te initiëren. Het medisch dossier geeft duidelijk blijk van het verloop van de behandeling. De huisarts heeft bovendien tijdens een wekelijks overleg binnen haar praktijk (‘Weetje van de week’) de casus van de patiënte besproken om daarvan te leren. Tenslotte hoefde de huisarts niet zelf contact met de patiënte op te nemen, nu de behandelend artsen dat zelf al hadden gedaan en dat contact kennelijk goed was verlopen. De huisarts heeft niet in strijd gehandeld met de KNMG-richtlijn. De klacht wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Deze uitspraak laat zien, dat de kans bestaat dat een arts wordt aangesproken in een situatie waarbij geen sprake is geweest van direct patiëntencontact. De huisarts in deze zaak werd aangesproken in haar hoedanigheid van praktijkhoudster die een tweetal waarnemend huisartsen had ingehuurd. De praktijkhoudster werd door de patiënte verweten geen verantwoordelijkheid te hebben genomen naar aanleiding van een gemiste diagnose door deze waarnemend huisartsen. In de parallelzaken kreeg 1 waarnemer een waarschuwing voor het missen van de diagnose en werd de klacht tegen de andere waarnemer ongegrond verklaard. Die beoordeling klinkt in deze uitspraak duidelijk door, want de praktijkhoudster was niet gehouden tot meer of andere acties dan door de waarnemend huisartsen zelf al was ondernomen.

Deze uitspraak is verder een voorbeeld van een nieuwe opzet van uitspraken van de tuchtcolleges.  De indeling en motivering zijn vereenvoudigd, kennelijk met het oog op een betere leesbaarheid door het publiek. In deze zaak werd de huisarts aangesproken in haar hoedanigheid van praktijkhoudster. De vraag die het college in dit kader had behoren te beantwoorden is of deze huisarts had gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (de ‘tweede tuchtnorm’ van artikel 47 lid 1 aanhef en onder b wet BIG). Het RTG benoemt het juridische kader waartegen de klacht moet worden beoordeeld niet met zoveel woorden. Ook sluit de motivering van de uitspraak niet geheel aan bij het toepasselijke beoordelingscriterium. In het kader het leereffect dat van uitspraken van tuchtcolleges moet uitgaan rijst de vraag, of met de hier toegepaste vereenvoudiging van uitspraken dat doel kan worden bereikt. In ons artikel ‘Een aanzet voor een meer eigentijds medisch tuchtrecht: 25 suggesties’ bepleiten Lisa van Baarsel en ik juist dat tuchtcolleges in het kader van de kwaliteitsbewaking in uitspraken niet alleen kunnen aangeven of in voorkomend geval onjuist of verwijtbaar is gehandeld, maar ook hoe dan wèl gehandeld had moeten worden. Hierbij kan dan worden aangegeven welke concrete norm van toepassing is en op welke wijze normen eventueel (moeten) worden aangepast of aangescherpt. Een uitgebreidere motivering van uitspraken door tuchtcolleges kan daarmee bijdragen aan de kwaliteit van de tuchtrechtspraak en het leereffect van het tuchtrecht. Welke aanpak het beste past bij de doelstellingen van het tuchtrecht zal de toekomst moeten uitwijzen. Tevreden zijn met weinig is moeilijk, tevreden zijn met veel is onmogelijk.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven