Wie opereert: dokter A, dokter B of (toch) dokter C?
Leidt verwarring bij de patiënt over de persoon van de operateur tot een gegronde klacht?
De klager in deze procedure is binnen de vakgroep urologie van een opleidingsziekenhuis al jarenlang bekend met een blaascarcinoom. Er wordt een ingreep met de klager besproken (een TURP-blaas).
De klager geeft aan dat hij niet wil dat de operatie door uroloog A wordt uitgevoerd. De operatie wordt vervolgens ingepland. In de brief van het opnamebureau wordt vermeld dat uroloog B de operateur is. Uiteindelijk wordt de operatie gedaan door dokter C, die als arts-assistent in opleiding tot uroloog in het laatste jaar van zijn opleiding is. Uroloog B was voor supervisie in het operatiecomplex aanwezig.
De patiënt dient een klacht in tegen uroloog B en arts-assistent C. Hij stelt dat de operatie niet door uroloog B is uitgevoerd zoals vermeld in de brief van het opnamebureau. Ook stelt de klager als gevolg van de operatie last te hebben van incontinentieproblemen.
Het tuchtcollege stelt vast dat het opnamebureau, buiten medeweten van de urologen om, een brief aan de klager heeft gestuurd met daarop de mededeling dat uroloog B de ingreep zou uitvoeren. De klager mocht er dan ook van uitgaan dat de ingreep door uroloog B zou worden uitgevoerd. De bevestiging van de operatie wordt door het opnamebureau verzorgd, maar wordt niet aan de afdeling urologie beschikbaar gesteld en/of in het medisch dossier weergegeven. Het blijft voor het tuchtcollege onduidelijk hoe het opnamebureau aan de informatie is gekomen dat uroloog B de ingreep zou uitvoeren. Er is sprake van een ‘slordigheidsfout’ van de afdeling operatieplanning van het ziekenhuis.
Hiervan kan uroloog B noch arts-assistent C een persoonlijk verwijt worden gemaakt.
In de folder die de klager voor de operatie heeft gekregen staat duidelijk aangegeven dat diagnostiek en/of behandeling door specialisten in opleiding kunnen worden uitgevoerd. Ook op de website van het ziekenhuis staat dat vermeld. De operatie mocht dan ook door de arts-assistent C worden uitgevoerd. Hij was daartoe ook bekwaam, nu hij zich in de laatste fase van zijn opleiding bevond en die dag onder supervisie van uroloog B werkte. De arts-assistent C heeft zich tijdens de Time-outprocedure als operateur voorgesteld. Niet is gebleken dat de klager daar op dat moment bezwaar tegen had. Tenslotte is het college van mening dat de ingreep goed is verlopen en dat niet is gebleken dat tijdens de operatie een fout is gemaakt waardoor de incontinentieklachten zijn ontstaan. De klachten tegen uroloog B en arts-assistent C worden als ongegrond afgewezen.
De persoon van de operateur is in de tuchtrechtelijke jurisprudentie een regelmatig terugkerende figuur. Patiënten worden, zo blijkt uit diverse klachten, meer dan eens verrast door een dokter die voor hen (plots) aan de operatietafel verschijnt. Dat komt dan doordat het poliklinisch consult vaak plaats vindt bij dokter A, de operatie wordt afgesproken door dokter B en de operatie zelf wordt uitgevoerd door dokter C, niet zelden een arts-assistent die op het operatieprogramma van een staflid wordt geplaatst. De jurisprudentie laat zien dat goede voorlichting over de persoon van de operateur belangrijk is: dat kan door mondelinge uitleg aan de patiënt, het uitreiken van een folder en het verwijzen naar een website. Het is algemeen bekend dat patiënten, die al veel op zich zien afkomen, niet alle gegeven uitleg kunnen bevatten, onthouden en soms ook vergeten. In de Wgbo is sinds
1 januari 2020 dan ook niet voor niets opgenomen dat een hulpverlener tijdig overleg moet voeren met de patiënt op een wijze die past bij zijn bevattingsvermogen, dat de patiënt moet worden uitgenodigd tot het stellen van vragen en dat moet worden nagegaan of de patiënt de verstrekte informatie ook heeft begrepen. Dit alles onder het motto van shared-decision-making. Hier is het motto dat goede uitleg vooraf klachten achteraf kan voorkomen.