Wie succesvol is, heeft geen gelijk meer nodig
Hoe beoordeelt de tuchtrechter een klacht over een teleurstellend operatieresultaat?
Een patiënte heeft last van klachten aan de tweede teen van de linkervoet. Er wordt de diagnose haemangioom (frambozenvlek, een goedaardig bloedvatgezwel) gesteld. De geraadpleegde vaatchirurg adviseert om de teen te laten amputeren teneinde de voet te versmallen om zodoende de klachten te verhelpen. De patiënte stemt in met het voorstel. Na de amputatie van de teen resteren er forse pijnklachten. De vaatchirurg denkt aan dystrofie en verwijst de patiënte naar de pijnpoli en de plastisch chirurg. De plastisch chirurg stelt de diagnose neuroom (een goedaardig gezwel van de zenuw).
De patiënte stapt naar de tuchtrechter. Zij stelt dat de vaatchirurg een onjuiste diagnose heeft gesteld en haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van een eventuele amputatie.
Het tuchtcollege toetst de klacht aan het gebruikelijke beoordelingscriterium. Dit houdt in dat het er niet om gaat of het handelen anders of zelfs beter had gekund, maar om het antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en hetgeen toen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.
Het tuchtcollege stelt vast dat de vaatchirurg op basis van een eigen, gedegen onderzoek tot de diagnose haemangioom is gekomen. De vaatchirurg heeft voor de operatie ook informed consent van de patiënte verkregen. Dystrofie en een neuroom zijn dermate zeldzaam dat daarover geen informatie behoefde te worden gegeven. Dat het resultaat van de operatie achteraf niet is zoals gehoopt, valt te betreuren maar levert volgens het tuchtcollege geen tuchtrechtelijk verwijt op. De vaatchirurg heeft na de operatie het sterke vermoeden geuit op dystrofie en de patiënte naar ter zake kundige specialisten verwezen. Deze hebben het vermoeden bevestigd en een behandeling ingesteld. Alhoewel later een neuroom werd gediagnosticeerd is dat de vaatchirurg niet aan te rekenen. De vaatchirurg treft in deze kwestie geen verwijt. De klacht wordt als ongegrond afgewezen.
Deze uitspraak illustreert, dat bij een geneeskundige behandeling door een arts geen sprake is van een resultaatsverbintenis, maar van een inspanningsverplichting. Dit houdt in dat indien het gewenste resultaat, zoals in dit geval het verdwijnen van (pijn-)klachten na amputatie van de teen, niet wordt bereikt dit niet per definitie betekent dat de behandelend arts een fout heeft gemaakt. De tuchtrechter zal beoordelen of de arts heeft gehandeld met inachtneming van de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Is dit het geval dan is een klacht niet gegrond omdat de arts dan in voldoende mate aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Een gebrek aan succes leidt dus niet direct tot een gegronde klacht.